Ere wie ere toekomt: de ‘niet-officiële’ bijstandsexperimenten

Er is inmiddels al een hoop geschreven over de bijstandsexperimenten, die gehouden zijn in Nederland, tussen 2017 en 2020. Hier op Sargasso, op andere blogs, in vaktijdschriften, wetenschappelijke artikelen en twee dissertaties. In veel van die teksten gaat het om (één van) de zes ‘officiële’ bijstandsexperimenten, die gehouden zijn met toestemming van het ministerie van SZW. Deze vonden plaats in Deventer, Groningen*, Nijmegen, Tilburg, Utrecht en Wageningen. Echter: naast die zes waren er nog een aantal experimenten, die niet het officiële stempel van goedkeuring van SZW mochten dragen, maar qua inhoud toch behóórlijk veel lijken op de anderen. Ook ik heb me wel eens bezondigd aan het weglaten van deze ongestempelde broederexperimenten. In mijn proefschrift heb ik ze zelfs weggemoffeld in een voetnoot. Waarbij ik er, als insult to injury, nog eentje vergeten ben ook. Bij deze wil ik die omissie goedmaken, en wat extra aandacht geven aan deze andere experimenten. Officieel en niet-officieel Hoe zat het ook al weer? Heel beknopt: Rutte 2 voerde de Participatiewet in, in 2015. Daar waren heel veel mensen boos over. Waaronder veel gemeenten, die nog voor de daadwerkelijke invoering al in het wetsontwerp zagen dat het een ramp ging worden: te bureaucratisch, teveel gericht op verplichtingen en straffen, niet genoeg rekening houdend met kwetsbare mensen, et cetera. Dus wilden een aantal gemeenten experimenteren. Een vrij fors aantal, de schatting is dat ergens tussen de 50 en 80 gemeenten hier in eerste instantie wel oren naar hadden. Het Rijk had echter weinig zin in experimenten. Dezelfde regering die  hiervoor toestemming moest geven, had net zelf die Participatiewet in elkaar geknutseld, wat een moeizaam compromis was tussen de twee regeringspartijen VVD en PvdA. De Tweede Kamer dwong de staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) middels een motie om wel het gesprek aan te gaan met de gemeenten die wilden experimenteren. Dat leek niet van ganser harte te gaan. Er werden door het Rijk hoge eisen gesteld aan de experimenten en aan het daarbij horende wetenschappelijk onderzoek. Er werd weinig ruimte gegeven om wezenlijk af te wijken van de Participatiewet. Er kwamen geen financiën beschikbaar (ondanks dat eventuele winst die behaald zou worden vooral de staatskas ten goede zou komen). En het tijdpad was dusdanig krap dat het nauwelijks haalbaar was. Van de 50-80 gemeenten met interesse kregen er uiteindelijk slechts zes het voor elkaar om te voldoen aan de strenge eisen. Vier daarvan waren degenen die onderhandelden met Klijnsma (en die hadden daarmee een flinke informatievoorsprong), van de overige gemeenten lukte het alleen Deventer en Nijmegen om nog aan te sluiten. Een paar van de gemeenten die geen tijd of mogelijkheid had om door alle hoepels van het ministerie heen te springen, heeft daarom besloten zelf te gaan experimenteren. Zonder af te wijken van de wet (daar was die toestemming echt noodzakelijk voor), maar zo dichtbij als mogelijk zonder de wet te overtreden. Het ging om Oss, Geldrop-Mierlo, Apeldoorn en Epe (die gezamenlijk optrokken) en Amsterdam. Die laatste verdient wat extra toelichting. Als hoofdstad en grootste gemeente had deze, naar mijn beste inschatting, makkelijk aan kunnen sluiten bij de officiële experimenten. Echter: Amsterdam was altijd heel duidelijk geweest helemaal niets te zien in de Participatiewet, en had ook al laten weten een deel van de wet niet uit te gaan voeren. Dat ging over de ‘verplichte tegenprestatie’ die gemeenten moesten vragen aan bijstandsgerechtigden die niet direct aan het werk konden. Daar was zeer veel kritiek op, zie ook hier op Sargasso. Nu hebben volgens mij wel meer gemeenten gedacht “het is best, Rijk, met je tegenprestatie”, maar ja. Amsterdam deed dat, op zijn Amsterdams, luidkeels, en in de media. Waarop Klijnsma redeneerde: prima, maar als je de Participatiewet überhaupt niet uitvoert hoef je er ook niet mee te experimenteren. Dus geen toestemming. Utrecht zat overigens in het zelfde schuitje, maar gaf uiteindelijk toe op het punt van de tegenprestatie om toch een experiment te kunnen houden. Amsterdam hield voet bij stuk, en was daarmee gedwongen tot het houden van een onofficieel experiment. Maar weigerde wel dapper om beleid uit te voeren waarvan men er van overtuigt was dat het de eigen inwoners zou schaden – en daar valt, geheel terzijde, natuurlijk ook best wat voor te zeggen. Het verschil Goed, zo ontstonden dus ‘officiële’ en ‘niet-officiële’ experimenten. Maar in hoeverre verschilden die nou van elkaar? Grofweg konden bij de experimenten met drie zaken worden geëxperimenteerd: 1) het loslaten van regelgeving rondom re-integratie (dus geen verplichtingen over bijvoorbeeld hoe vaak iemand moet solliciteren, en geen boetes bij het niet naleven van regels); 2) meer intensieve begeleiding bij re-integratie (in alle zes de experimenten vormgegeven als ‘meer hulp’ en niet als ‘strenger en meer regels); 3) deelnemers konden meer geld overhouden als ze geld bijverdienden naast de uitkering. Terugkijkend denk ik dat eigenlijk alleen bij dat laatste écht toestemming nodig was om af te wijken van de wet. De bijverdiennormen zijn gewoon hard vastgelegd in de Participatiewet. Terwijl ‘extra begeleiding bieden’ op zich altijd kan. Het gebeurt vooral niet omdat het Rijk te weinig geld geeft aan gemeenten om fatsoenlijke re-integratiediensten aan te bieden. Het budget is ergens de afgelopen 15 jaar met zo’n 2/3e gedaald, terwijl de mensen in de bijstand lastiger aan werk te helpen zijn. Want wat vroeger telde als een arbeidshandicap, daar kom je onder de Participatiewet soms mee in de bijstand terecht. Maar dat terzijde. Als het gaat om ‘ontheffing van de regels rondom re-integratie dan is het al iets lastiger. Maar ik denk dat het wel mogelijk is om een ‘re-integratie instrument’ te ontwikkelen waarbij mensen geen last hebben van dat soort regels. Dus in de praktijk ging het bij de ‘andere’ experimenten vooral om mensen met rust laten en intensiever helpen, en wat ze deden was in lijn met de officiële experimenten op deze onderdelen. Uitzondering is Amsterdam: die hebben hun juristen net zo lang de wet laten martelen totdat daar iets uitkwam waarmee ze óók, op een iets andere manier, mensen meer geld over konden laten houden van hun bijverdiensten. Het verschil tussen Amsterdam en de zes officiële experimenten is daarmee verwaarloosbaar. Tot slot moet nog vermeld worden dat ‘niet officieel’ zijn ook voordelen had. Deze gemeenten zaten bijvoorbeeld niet vast aan het (krappe) maximum van ruim twee jaar dat de officiële experimenten konden duren. Waarom ongenoemd? Ok, hierboven wordt duidelijk wat het verschil is tussen de officiële en niet-officiële experimenten, en hoe dat ontstaan is. Maar waarom worden de laatsten dan soms overgeslagen? Voor een deel komt dat omdat de documenten van het Rijk alleen over de experimenten gaan die met hun toestemming zijn gehouden. Dat is op zich logisch, daar waren ook de afspraken met de Kamer over gemaakt. Maar betekent dus wel dat de rapporten van het CPB (die de totaal-analyse deden voor het ministerie), de brieven naar de Kamer, en de berichten op de website alleen over de officiële experimenten gingen. En daarmee kregen die automatisch ook aandacht en media die de niet-officiële broeders en zusters niet kregen. Daarnaast werkten de onderzoekers van de zes officiële gemeenten samen in een informeel overleg (Landelijk Overleg Experimenten Participatiewet – LOEP), dat een aantal stukken gepubliceerd heeft. Vanuit dat overleg zijn een aantal (vak)publicaties geschreven. Dat de andere experimenten daarin meestal niet zijn meegenomen is, denk ik, vooral praktisch van aard. Het experiment kort en duidelijk uitleggen is al lastig genoeg als je je beperkt tot ‘de zes’, die óók al onderling behoorlijk verschilden. Als je dan ook nog de andere mee wil nemen en uit wil leggen hoe die er uit zien en wat het verschil is met de officiële, dan kom je al heel gauw in de knoei met maximale woordenaantallen, en navolgbaarheid voor de lezer. Tot slot waren de onderzoekers nauwer betrokken bij veel officiële experimenten. Waar bij de meeste andere experimenten alleen een rapport voor de gemeenteraad werd opgeleverd, had het onderzoek bij (enkele) van de officiële experimenten een langere looptijd. De betrokken onderzoekers hadden nog een proefschrift dat af moest, of wilden de data gebruiken voor wetenschappelijke publicaties. De uitzondering bij de onofficiëlen was, wederom, Amsterdam. Over de experimenten daar verscheen bijvoorbeeld na afloop een mooi boek. Ere wie ere toekomt Helemaal ongenoemd bleven ze natuurlijk niet. Er was aandacht in de  lokale media, uiteraard was er veel aandacht voor het experiment in Amsterdam (want dat was naar verhouding groot en uitgebreid, en nou ja, in Amsterdam), er verscheen een interessant artikel over de resultaten van Oss, Apeldoorn, Epe en Geldrop-Mierlo in Sociaal Bestek. Maar toch stonden ze minder in de spotlight. Daarom dus wat extra aandacht. Want ook in deze gemeenten hebben mensen hun nek uitgestoken. Misschien zelfs nog een stukje verder zelfs dan in de officiële gemeenten, want die hadden meer juridische duidelijkheid, en enige ondersteuning vanuit het Rijk (hoe beperkt die ook was).** En ook in deze gemeenten hebben bijstandsgerechtigden mee willen doen met een experiment met hun magere inkomen. En daarom verdienen ook deze gemeenten, en alle betrokken politici, ambtenaren, onderzoekers én deelnemers, alle credits voor hun werk. Bij deze: met een buiging, en het afnemen van mijn spreekwoordelijke hoed.       *De gemeente Ten Boer deed ook mee met Groningen. Inmiddels maakt dat door een herindeling niet meer uit. Gemeente Ten Boer is opgegaan in de gemeente Groningen, maar aangezien dit stuk gaat om het niet vergeten van gemeenten die meededen toch een vermelding. **wat geld voor gebruik cbs microdata, die kunnen gebruiken, meedenkende commissie van wijzen van ZonMW. Geen echte ondersteuning, wat, nogmaals, eigenlijk heel raar is.

Door:
Foto: Still uit Youtube video Joe Bonomassa met The Ballad of John Henry

John Henry (steel-driving man) en de bijstandsproef

ACHTERGROND - Dit stukje heeft de tag ‘Closing Time’, maar dat is niet helemaal kloppend: eigenlijk is het een ‘opening time’ en gaat dit stuk over het Nijmeegse bijstandsexperiment, en al wat daar omheen hangt. Maar toch beginnen we met een stukje muziek. Joe Bonomassa kennen jullie natuurlijk allemaal, want die is hier al eens eerder langsgekomen. Het gaat hier echter niet om de artiest, maar om de tekst van het nummer The Ballad of John Henry. Want John Henry, geloof het of niet, was relevant voor de analyse van de bijstandsexperimenten hier in Nederland.

Wellicht komt de naam de gamers en poëzieliefhebbers ook bekend voor:

John Henry said to his Captain: ‘A man ain’t nothin’ but a man,/And before I’ll let your steam drill beat me down,/I’ll die with the hammer in my hand.

Iemand? Dit komt natuurlijk uit Civilization V, als je het staal hebt  uitgevonden. En die hebben het weer van het gedicht John Henry, van anoniem: The Ballad of John Henry, the Steel-Drivin’ Man. Potverdorie, deze post had zelfs als Kunst op Zondag gekund!

Het John Henry-effect in de wetenschap

Maar we gaan het toch hebben over wetenschap, in relatie tot de bijstandsexperimenten. Want naast John Henry, kennen we ook het ‘John Henry effect’, waar je rekening mee moet houden als je een experiment doet. Zo lang de mensen in het experiment weten dat ze in een experiment zitten – maar dat is natuurlijk wel zo ethisch. Eigenlijk is het John Henry effect een subset van het (bekendere) Hawthorne effect. Dit is de naam van het effect dat mensen zich soms anders gedragen wanneer ze weten dat ze deel uitmaken van een experiment. De term is bedacht naar aanleiding van een experiment in de Hawthorne fabriek, waar ze testten of de felheid van het licht in de fabriek gerelateerd was aan hoe hard er gewerkt werd. Resultaat was dat zolang de proef duurde, men productiever werd als er iets veranderde – ongeacht wat, of het licht nou feller of donkerder werd. En toen de proef weer voorbij was de arbeidsproductiviteit weer werd zoals voorheen.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Foto: De Universiteit Leiden heropende op 17 september 1945 - foto publiek domein copyright ok. Gecheckt 30-10-2022

Hoe werkt dat nou, die wetenschap?

ACHTERGROND - Als achtergrond bij deze serie over het Nijmeegse bijstandsexperiment, is het wellicht aardig voor mensen een beetje een idee te krijgen over hoe dat nou in zijn werk gaat, die wetenschap. In heel algemene zin. Want een historicus doet natuurlijk wat anders dan een chemicus, en een econoom wat anders dan een biomedicus. Maar aan het eind van de dag zijn er toch wel de nodige overeenkomsten – al zijn er ongetwijfeld op alles wat ik hieronder schrijf ook uitzonderingen, en pretendeer ik geen volledigheid.

Een vraag – en dan verder

Het begint met een vraag. Iemand wil weten hoe iets zit. Dat kan een wetenschapper zijn, of iemand met een zak geld die een wetenschapper opdracht geeft dat uit te zoeken. Of een aantal wetenschappers – voor het gemak schrijf ik hier in enkelvoud, maar meestal zal het gaan om meerdere mensen, of een heel team. Maar dat terzijde. Er is dus een vraag. Het eerste wat je dan gaat doen is je inlezen, de (wetenschappelijke) literatuur induiken. Wat weten we over dit vraagstuk, zijn er al mogelijke antwoorden, theorieën, soortgelijke vraagstukken in andere contexten die al beantwoord zijn? Eventueel kun je op basis van zo’n eerste studie komen tot hypothesen (‘ik denk dat het zo zit’) die je gaat toetsen. Er zijn mensen die aanhangen dat alleen hypothesetoetsende wetenschap ‘echte’ wetenschap is, maar dat is een vrij nauwe, Angelsaksische invulling van het begrip wetenschap (‘science’). Voor het verschil tussen ´wetenschap´ en het wat beperktere begrip ‘science’, zie hier.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Het experiment met de bijstand – resultaten in de media

Ja, lieve mensen, het  begon zo mooi hier, over dat experiment met de bijstand. Meer dan 100 reacties! En ik was écht van plan om jullie helemaal mee te nemen in het proces van onderzoek doen, de relevante literatuur, en al wat dies meer zij. Maar ja. Bleek dat “onderzoek doen” en “promoveren naast een reguliere baan” toch best veel werk te zijn, waardoor weinig tijd overbleef of te bloggen – nog los van alle persoonlijke zaken die tijd en aandacht vroegen. Dan bleek af en toe een paar regels schrijven over een stukje muziek toch makkelijker, dan hier op Sargasso (ook nog eens) de inhoud in te gaan.

Maar het onderzoek liep door. In Nijmegen, en ook in de andere experimenteergemeenten (Deventer, Groningen, Tilburg, Utrecht en Wageningen) waar andere onderzoekers zich op soortgelijke experimenten hebben gestort. En nu is het zo ver. De resultaten zijn binnen. Hieronder volgt een bloemlezing van wat er vandaag over verschenen is in de media.

Geen groot succes“. Nou, dat begint lekker, bij de (koppenmaker van) de NOS. Maar ik volg ze wel hoor: de gemeten effecten zijn niet spectaculair, en lijken ook nog eens in tegenspraak. Utrecht beetje meer uitstroom, Nijmegen beetje minder, maar in Nijmegen was het werkzoekgedrag wel verbeterd… maak er maar chocolade van. Maar het is natuurlijk hoe je succes definieert. Alle zes de experimenten zijn gelukt in de zin van dat ze zijn afgerond, dat er bruikbare data is opgehaald, en dat er dingen zijn geleerd. Maar van de andere kant, is dat misschien ook wel heel erg het perspectief van een onderzoeker.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Foto: cquarles (cc)

APA bloody APA

Ja, het is enige tijd geleden dat u iets hoorde over de proef die Nijmegen aan het doen is met de bijstand, en waarvan ik de impact onderzoek. De reden dat u niet zo veel hoort is natuurlijk dat ik druk bezig ben met het analyseren van data en het schrijven van artikelen.

Maar nu moet me toch echt even iets van het hart. Ik ben eigenlijk historicus, en voor mijn onderzoek ben ik een beetje verdwaald en terecht gekomen in sociologenland. En daar is het heel prettig hoor: leuke, gedreven mensen die keihard werken, maatschappelijk relevant onderzoek doen, en daar behoorlijk geavanceerde (statistische) methoden voor gebruiken.

Maar die verwijzingen, manmanman, die verwijzingen. In de Social Sciences, waar Sociologie toe behoort, gebruikt men (vaak) het verwijssysteem van de American Psychologists Association. Oftewel: ‘APA’. En dat is een draak van een systeem, zeker als je de mooie, uitgebreide verwijzingssystematiek gewend bent die historici gebruiken. En ja, dit verschil is belangrijk!

Ter illustratie, het verschil ziet er als volgt uit. Men neme een artikel, bijvoorbeeld deze over wederkerigheid. Stel, ik wil in een eigen artikel voortborduren op de bevinding van de heren Fehr en Gächter dat sociale normen belangrijk zijn in het sturen van menselijk gedrag. Daarover maken ze een boeiende opmerking op pagina 168 van het tijdschrift waarin hun artikel in staat. Bij het gebruik van APA (of de meeste andere verwijsmethoden gebruikt in de sociale wetenschappen, inclusief economie), komt dan achter (of in) een zin waar ik daar iets over zeg te staan: (Fehr & Gächter, 2000). Bij het gebruik van een voetnoot, volgens de onvolprezen methode De Buck (zie onder ‘bibliografische conventies’), staat in de zin alleen een subtiel voetnootje. Onder aan de pagina staat in de voettekst: Ernst Fehr en Simon Gächter, ‘Fairness and Retalliation: The Economics of Reciprocity’, The Journal of Economic Perspectives, Vol 14, no.3 (2000), 159-181 aldaar 168. De eerste keer dat naar een artikel verwezen wordt althans, daarna wordt het korter, maar het paginanummer wordt altijd genoemd.*

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.