ANALYSE - Veel maatschappelijke seinen staan op groen, hetgeen goed is voor politiek partijen als GroenLinks. Een gastbijdrage van Matthijs Rooduijn, eerder verschenen op Stuk Rood Vlees.
Het gaat goed met GroenLinks. Bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen haalde de partij met 14 zetels het beste resultaat ooit, en inmiddels staat de partij in de peilingwijzer op maar liefst 17-19 zetels. Op dit moment doet alleen de VVD het beter. Een veelgehoorde verklaring voor dit succes: de “Jessias-factor”. Jesse Klaver zou met zijn leiderschapsstijl de partij aantrekkelijk hebben gemaakt voor grote groepen kiezers. Hoewel het inderdaad aannemelijk is dat Klaver een belangrijke rol heeft gespeeld, is het belangrijk te benadrukken dat de Jessias-factor slechts een deel van het verhaal kan zijn.
GroenLinks is namelijk niet de enige groene partij in West-Europa die het op dit moment goed doet.
Bij verkiezingen vorige maand in België (lokaal), Luxemburg (landelijk) en Duitsland (Beieren) deden groene partijen het overal opvallend goed. En eind 2016 won Alexander van der Bellen, een door een groene partij gesteunde politicus, de Oostenrijkse presidentverkiezingen. Waar komt deze “groene golf” nu vandaan?
Politiek-culturele veranderingen
Om te beginnen kan het groene succes niet los worden gezien van grote politiek-culturele verschuivingen. Veel groene partijen ontstonden in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw uit een beweging van veelal jonge en hoogopgeleide “postmaterialisten” die zich richtten op thema’s als vrijheid, zelfontplooiing, internationale solidariteit, en, niet te vergeten, milieu. Zij verzetten zich tegen de bestaande politieke partijen die zich, zo vonden zij, voornamelijk met materialistische zaken bezig hielden. Het ontstaan van groene partijen is dus direct gerelateerd aan veranderingen in de politieke cultuur die zich vanaf de jaren zestig deden gelden.