COLUMN - Het fijne aan Pasen is dat het op een gegeven moment weer voorbij is. Er is geen christelijk feest dat nog ergerlijker is.
Om te beginnen zenden de EO en de KRO “The Passion” uit, gezongen door celebrities, omdat die extra publiciteit genereren. Het is evangelisatie met hedendaagse middelen en dat mag, maar het is, zoals ook door Prediker werd geconstateerd, tandeloos. Als je écht aandacht wil vragen voor het menselijk lijden, doe dan iets rond de executie van Muath al-Kasasbeh. Maar dáár krijg je geen miljoenenpubliek mee: dat zouden we immers smakeloos vinden. Dat de EO en de KRO met The Passion wél drie-en-een-half miljoen kijkers trekken, bewijst dat Jezus’ lijden niet meer schokt of aan het denken zet. De twee omroepen geven als signaal af dat het christendom nog slechts een cultureel dingetje is, een variéténummer. Je moet er iets van weten omdat je anders de schilderijen in het museum niet snapt, maar ontregelend is het niet meer.
Eigenlijk kan ik hetzelfde zeggen van de Matthäus Passion. Ik heb elk jaar weer medelijden met de NOS-cameraploeg die in Naarden moet gaan voxpoppen en het ene na het andere cliché registreert. “Erbarme dich, ik ben er elke keer weer door ontroerd,” hoor je dan, en je weet: zelfs die huilende Noord-Koreaanse nieuwslezers hebben meer authenticiteit in hun pink dan zo’n Naardense Bachliefhebber in z’n hoofd.