Ik las laatst wat schandaligs. Er wordt geëxperimenteerd met zieke mensen. Door gezonde mensen nog wel! Waarom mogen gezonde mensen experimenteren met zieke mensen? Experimenteren met zieke mensen, het is even bijzonder als zorgelijk dat dit kennelijk door een ethische commissie is goedgekeurd.
Kritiek op experimenten
Bovenstaande is een bewerking van enkele zinnen uit een opinieartikel in de Volkskrant van een tijd terug, van Tim ’s Jongers en Laura Batstra: “Opinie: Experimenteren met arme mensen, het is even bijzonder als zorgelijk”. In plaats van zieke en gezonde mensen, spreken zij er schande van dat er wordt geëxperimenteerd met arme mensen, door mensen die het goed hebben. Het stuk ageert specifiek tegen een experiment van het Kansfonds.
Hun punten, kort samengevat, is dat dergelijk onderzoek onnodig is omdat we al voldoende kennis hebben, het gedaan wordt door ‘hoopvollen’ op ‘hooplozen’ om te kijken ‘of ze meer op henzelf gaan lijken als we ze een beetje geld geven’ en het onethisch is dat er een controlegroep is.
Initiators en intenties
Het Kansenfonds kan prima voor zichzelf spreken maar ik ga toch nog reageren op de algemene strekking van dit artikel. Full disclosure voor de mensen die het niet weten: ik was zowel ambtelijk projectleider als wetenschappelijk onderzoeker naar een soortgelijk experiment onder bijstandsgerechtigden in Nijmegen. Dat ging, net als het experiment van het Kansenfonds, uit van meer vertrouwen in mensen en het gaf hen de ruimte om meer bij te verdienen naast de uitkering. Het had ook zo’n vermaledijde controlegroep.
De bedoeling van het stuk van ’s Jongers en Batstra is ongetwijfeld goed en hun oproep tot 'een menswaardiger en eenvoudiger armoedebeleid’ kan ik van harte onderschrijven. Zowel vanuit mijn beroepspraktijk als vanuit mijn wetenschappelijk onderzoek. Maar het stuk slaat wat mij betreft toch de plank mis op een aantal punten. Dat zit ‘m ten eerste in de bovengenoemde aanname: het zijn experimenten ‘door kansrijken’ op ‘kansarmen’. De experimenten die ik ken van dit soort, zijn vaak tot stand gekomen samen met of zelfs geïnitieerd door de doelgroep. In Nijmegen hebben we bovendien, nadat duidelijk werd hoe een eventueel experiment er uit zou zien, al onze (op dat moment) 8000+ bijstandsgerechtigden een brief gestuurd met de vraag wat ze er van vonden en of we er mee door moesten gaan.
De tweede aanname van ’s Jongers en Batstra zit ‘m in de achterliggende vraag is “gaan ze op ons lijken?”. De suggestie is dus dat dát de reden is van het onderzoek. Ik kan me daar niets bij voorstellen. Zoals hierboven aangegeven is er bij dit soort experimenten vaak helemaal geen ‘we’ en ‘ons’ – onderzoekers en mensen met een uitkering werken samen aan de totstandkoming van dit soort experimenten.
Maar kwalijker is dat het een soort van negatieve intentie bij de initiators van dit soort onderzoek legt. Ik heb er de afgelopen jaren genoeg gesproken om te weten dat dit absoluut niet van toepassing is. Niet op de bestuurders, ambtenaren, wetenschappers, volksvertegenwoordigers, mensen uit het maatschappelijk middenveld of de mensen uit de doelgroep die hierbij betrokken zijn. Zonder uitzondering is de achterliggende vraag: hoe kunnen we het lot van mensen verbeteren, kunnen we ons beleid effectiever maken om te zorgen dat het bijdraagt aan het algemeen welzijn van de mensen waar het om gaat en aan de samenleving.
Beleid evalueren
En dat laatste is natuurlijk de crux: er is beleid voor mensen in armoede. En beleid kun je onderzoeken en evalueren – en zowel als ambtenaar als bestuurskundige vind ik het goed dat dat af en toe gebeurt. Je kunt er namelijk wat van leren, daar wordt iedereen beter van. Dat is natuurlijk de crux waarom er wel een experiment is met armoedebeleid en er geen experiment is, zoals ’s Jongers en Batstra voorstellen, waarbij 600 rijke mensen twee jaar in armoede moeten leven. Daar is geen beleid voor, dus daar valt dus ook geen effectiviteitsonderzoek naar te doen.
En ja, onderzoekers zijn in de regel (relatief) rijk, gezond en volwassen, dus bij wetenschappelijke experimenten die gedaan worden experimenteert rijk met arm (sociaal beleidsonderzoek), maar ook gezond met ziek (medisch onderzoek) en volwassenen met kinderen (onderwijskundig onderzoek). Dat klinkt vervelend, maar als je er even over nadenkt is dat een vrij logisch gevolg van hoe we het met zijn allen georganiseerd hebben, en niet iets dat op zichzelf verkeerd is.
Geheel terzijde: dit alles geschreven hebbende kan ik me trouwens best een experiment voorstellen met hele rijke mensen. Gooi de vermogensbelasting, de erfbelasting en/of de inkomensbelasting radicaal omhoog voor mensen bij wie het geld tegen de plinten klotst. Ik hou me van harte aanbevolen om een beleidsevaluatie te doen om te kijken of ze inderdaad allemaal het land uit zullen vluchten, wat soms beweerd wordt, of het ten koste gaat van de economie, en wat eventuele baten zijn.
Hoe dan ook, als je beleid evalueert dan moet je dat zo goed mogelijk doen. En er valt een hoop af te dingen op het onderzoeksdesign ‘sociaal experiment’ (daar zijn op zichzelf lange stukken over te schrijven, zie bijvoorbeeld hier) – maar veelal wordt het toch nog gezien als de beste (‘gouden standaard’) of in ieder geval de minst slechte manier om dit soort onderzoek te doen. En over de ethische problemen rondom het hebben van een controlegroep is natuurlijk ook uitgebreid nagedacht. De elegantste samenvatting die ik ben tegengekomen is ‘een experiment is ethisch als alle verschillende treatments ethisch zijn’.
Nu kun je overigens een boom opzetten over de vraag of de Participatiewet ethisch is. Maar die wet is een gegeven. Daar een groep mensen naast zetten die met een minder hard beleid te maken krijgen en kijken of dat beter werkt – het lijkt me toch lastig betogen dat dát hetgeen is dat onethisch is.
Nodig?
Dan komen we bij een pijnpunt: is dit soort onderzoek überhaupt nodig? ’s Jongers en Batstra schrijven: “We weten uit menig studie dat de effecten van chronisch geldgebrek desastreus zijn, en ieder persoon die in armoede leeft of geleefd heeft weet dat wat meer financiële ruimte helpend is. De échte vraag is waarom (kostbaar) onderzoek nodig is om de niet-armen daarvan te overtuigen.”
Dit is waar, maar helaas, niet het hele verhaal. Er is inderdaad veel onderzoek naar deze groep, er zijn bibliotheken volgeschreven over sociaal beleid en de effecten daarvan. En die desastreuze effecten van geldgebrek zijn daar zeker in te vinden. Maar daarin zijn óók onderzoeken te vinden die stellen dat sociaal beleid juist zo sober mogelijk moet zijn omdat je anders uitstraalt naar de samenleving dat (hard) werken niet hoeft – zie bijvoorbeeld theoretisch politicologen uit de Angelsaksische wereld zoals Charles Murray en Lawrence Mead. En in die bibliotheken staan óók veel invloedrijke werken uit de economische hoek, over ‘active labor market policy’, waar uit veel studies blijkt dat een streng beleid mensen zo snel mogelijk uit de bijstand en aan het werk helpt (en het hebben van werk heeft weer allerlei positieve effecten, dus…).
Nu ben ik van mening dat veel hiervan is achterhaald. Dat politiek theoretisch verhaal komt uit de jaren 80 (nog los van het ontbreken van een empirische basis) en die active labor market policy evaluaties, daarvan weten we ook al een aantal jaren dat die veel te eenzijdig gericht waren op uitstroom op de korte termijn. Latere onderzoeken laten zien dat het ‘mensen uit de bijstand jagen naar werk’ vaak leidt tot een lage kwaliteit van werk en/of snelle terugkeer de bijstand in. We zouden dus meer moeten kijken naar legio recente studies, die desastreuze gevolgen zien van bestaansonzekerheid en een streng, voorwaardelijk bijstandsbeleid, voor bijvoorbeeld welzijn en gezondheid.
En ik klaagde vorig jaar zelf er ook al over dat er al heel veel wetenschappelijk onderzoek ligt waar ‘de politiek’ niets mee doet. De andere kant is dat we lang niet alles weten, en nog belangrijker, dat veel wetenschappelijke inzichten nog niet hun weg hebben gevonden naar ambtelijk en bestuurlijk ‘Den Haag’, zeker niet naar alle politieke partijen en alle ministeries (al ben ik positief over de kennis bij SZW).
Ja, nodig!
En ja, dan helpt ‘meer onderzoek’. Onder deze specifieke doelgroep, in Nederland, volgens de ‘gouden standaard’ van de wetenschap, om beleidsmakers te overtuigen dat het anders moet. Recent verscheen hier een overzicht van alle beleidswijzigingen die volgden uit de bijstandsexperimenten tussen 2017 en 2020. Het resultaat: tal van beleidswijzigingen die bijdragen aan dat betere, menswaardiger en eenvoudiger armoedebeleid, waar ’s Jongers en Batstra naar toe willen!
De initiators van dit soort onderzoek, hoe beperkt en tijdelijk van aard het ook is, bieden daarnaast aan een aantal arme mensen in ieder geval een aantal jaren wat verlichting van de armoede. Ja, het is ergens bizar dat dat nodig is, want eigenlijk is dit gewoon een taak van het Rijk. ’s Jongers en Batstra wijzen in dat opzicht ook terecht naar de bevindingen van de commissie bestaansminimum.
Maar als het Rijk, ondanks al het bovenstaande, slechts in zeer beperkte mate daar gevolg aan geeft, dan lijkt het me zinniger om daar de pijlen op te richten dan op dit soort wetenschappelijk onderzoek.