Een steengoede analyse van de Participatiewet

Halverwege december gingen wat stukken van staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) Nobel, naar de Tweede Kamer. Dat heeft niet zo veel aandacht gekregen. Er speelt genoeg in de wereld en ‘Voortgang Participatiewet in Balans’ is wellicht ook niet de spannende sexy titel die gelijk de volle aandacht pakt. Niettemin verdient (met name) de bijlage bij deze Kamerbrief die aandacht zeer zeker. Het gaat om de bijlage ‘Probleemanalyse Participatiewet’. En die is mooi en stemt tot hoop, en een beetje optimisme op zijn tijd mag hier ook wel op de pagina. Het gaat om een brochure van nog geen 30 pagina’s, die is samengesteld door het ministerie van SZW. Het geeft een zeer helder overzicht van een aantal onderzoeken die de afgelopen jaren gedaan zijn naar de Participatiewet, en de belangrijkste bevindingen daarvan. Zoals de titel al doet vermoeden focust de notitie zich op dingen die niet goed gaan. En dat zijn er nogal wat. Ze zijn opgedeeld in vier thema’s: algemene knelpunten, werk & participatie, inkomen & bestaanszekerheid, en tot slot de gemeentelijke financiën. Een bloemlezing Het voert te ver door om het hele rapport te bespreken, maar lees het vooral zelf. Om toch een indruk te geven van de problematiek (die overigens voor een deel ook wel hier op Sargasso langs is gekomen) wordt van elk van deze thema’s wat uitgelicht. Een algemeen kritiekpunt is dat “verplichtingen en sancties [zijn] bij niet-naleven steeds dominanter geworden als instrument om gewenst gedrag te bewerkstelligen. Dit veronderstelt dat mensen deze verplichtingen kennen, maar ook dat mensen in staat zijn deze na te leven.” Echter: “Hoe meer mensen onder druk staan (zoals bij financiële of psychische problemen), hoe moeilijker het is om rationele beslissingen te nemen. De huidige wet houdt hier te weinig rekening mee.” Als het gaat om weer aan het werk gaan, dan stelt het rapport: Sinds de invoering van de huidige Participatiewet in 2015 is de doelgroep die onder de wet valt breder geworden. Er is een groep mensen tot de doelgroep gaan behoren die voorheen onder het regime van de arbeidsongeschiktheidswetten zou vallen. Met deze constatering is het dan heel opmerkelijk dat destijds één van de uitgangspunten bij de wet was: “Volgens de wet kan [...] 98% van de bijstandsgerechtigden (op termijn) werken. Dit staat in scherp contrast met wat we weten uit onderzoek over het daadwerkelijke arbeidsperspectief van bijstandsgerechtigden.” In de praktijk blijkt dat minder dan de helft te zijn. Maar hoe kan het ook anders: als je de doelgroep van de wet vergroot met mensen die we voorheen als ‘arbeidsongeschikt’ classificeerden? En hoe eerlijk is het dan om (ook) voor die mensen heel strenge regels vast te stellen en het vangnet zo sober mogelijk te maken, omdat het immers bedoeld is als ‘tijdelijk’? Het rapport schrijft hier over: “Mensen met een blijvende medische urenbeperking kunnen niet voldoende uren werken om onafhankelijk te worden van een aanvullende bijstandsuitkering. Deze groep heeft geen perspectief om ooit weer zelfstandig te kunnen gaan voorzien in de eigen middelen van bestaan. Zij hebben voor altijd te maken met het vangnetkarakter van de bijstand (inclusief partnertoets en vermogenstoets), waarbij het eigen inkomen wordt aangevuld tot het sociaal minimum.” Dat klinkt niet echt motiverend om te gaan werken, of rechtvaardig. Terecht citeert het rapport dan ook een onderzoek, waarbij de Participatiewet voor deze groep ‘uitzichtloos’ wordt genoemd. De trouwe lezer wist dit soort dingen wellicht al, maar bij deze weet de ontrouwe lezer het ook.  Op het onderwerp inkomen wordt in het rapport vastgesteld: “Bij het ontwerpen van de wet zijn aannames gedaan en uitgangspunten geformuleerd die niet langer aansluiten bij de inzichten van nu.” Ook wordt verwezen naar het rapport van de Commissie sociaal minimum: “Bijna alle huishoudens die zij hebben onderzocht, en in het bijzonder huishoudens met (meerdere) kinderen, komen maandelijks structureel geld tekort. Het gaat vaak ten koste van de eigenwaarde van volwassenen en van hun lichamelijke en mentale gezondheid. De onzekerheid waarin mensen zich bevinden door een gebrek aan geld, vergroot de kans op eenzaamheid en vermindert juist het vermogen om verstandig met geld om te gaan. Ook verkleint het de veerkracht om de eigen positie te verbeteren.”  Enkele andere citaten:  “De vangnetfunctie [van de bijstand] gaat in principe uit van een tijdelijk verblijf in de bijstand. We zien dat er steeds meer mensen langdurig of permanent op de bijstandsuitkering zijn aangewezen, met name mensen zonder of met beperkt arbeidsvermogen.” “Als mensen grip op hun situatie ervaren in de zin dat ze zekerheid hebben dat ze weten hoe ze de week of de maand doorkomen, dan pas komt er weer ruimte om te werken aan de eigen vaardigheden en te zoeken naar een baan, vrijwilligerswerk en bijdragen aan de samenleving. Stress rond het inkomen en vooral het tekort aan inkomen kan mensen blokkeren om in actie te komen.” Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat de wet juist bijdraagt aan die stress, ook door de complexiteit ervan: De Participatiewet wordt door mensen ervaren als een zeer complexe wet. De wet kent veel voor waarden en verplichtingen die ingewikkeld zijn en geen recht doen aan wat mensen kunnen. De complexiteit maakt dat mensen in de bijstand onzekerheid over hun rechten, plichten en inkomen ervaren. Ook hier, als je het allemaal zo op een rijtje zet (en dit is zoals gezegd slechts een deel), kom je toch al gauw tot de constatering dat we dit niet moeten willen met zijn allen. Het laatste thema waar aandacht voor is, is de gemeentelijke financiën. Over dit onderwerp gaat het weinig in het publieke debat, naar ik vermoed omdat het wat saai en technisch is. Maar het is ook van groot belang. Gesignaleerde knelpunten zijn onder andere dat het (macro)budget dat gemeenten krijgen voor de uitbetaling van de bijstandsuitkeringen wisselt: het ene jaar is het te veel, het andere te weinig. Dat maakt het moeilijk om goed te begroten en (dus) stabiel beleid te maken. Ook erkent het rapport de schaarste van het geld dat gemeenten krijgen om mensen aan het werk te helpen: “Van 2010 tot 2017 is er sterk bezuinigd op het re-integratiebudget.” Wat daar nog bij komt, is dat de manier waarop het Rijk het geld voor de bijstand verdeelt onder gemeenten ook nog eens prikkels geeft aan gemeenten om zich vooral te richten op mensen in de bijstand die snel uit kunnen stromen naar werk (voor zover die er nog zijn): “Een derde element dat bij de inzet van de re-integratiemiddelen een rol speelt, is de prikkelwerking die van het bijstandsbudget uitgaat. Zoals gezegd mogen gemeenten overschotten op hun bijstandsbudget houden, en moeten zij tekorten zelf dekken. Hiermee is er een financiële prikkel om het re-integratiebudget daar in te zetten waar dit het sterkst bijdraagt aan vermindering van bijstandskosten. Hierdoor zetten gemeenten re-integratiebudget veelal in voor mensen met een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt. Juist de groepen die de grootste afstand hebben tot de arbeidsmarkt en de meeste behoefte aan ondersteuning, worden daardoor niet altijd goed bereikt.” Zo zorgt iets wat een technische verdeel-exercitie lijkt er in de praktijk voor dat de meest kwetsbare mensen in de doelgroep achteraan staan bij het verdelen van het geld (ja, datzelfde geld waar tussen 2010-2017 sterk op bezuinigd is - ongeveer twee derde). Een pluim voor Nobel (en zijn ambtenaren) Het rapport biedt dus een uitstekende samenvatting is van de knelpunten van de Participatiewet zoals die blijken uit zowel de praktijk als wetenschappelijk onderzoek. Het siert de staatssecretaris daarnaast dat hij een dergelijk helder en eerlijk stuk naar de Kamer stuurt. Bestuurders kunnen de onfortuinlijke neiging hebben om lastige informatie weg te houden bij de volksvertegenwoordiging, om kritische vragen en gedoe te vermijden. En als het gaat om de Participatiewet die toch voor een deel uit de koker van Nobel’s eigen partij (de VVD) komt (samen met de Partij van de Arbeid) had die neiging kunnen bestaan. Maar Nobel kiest voor openheid. Het is natuurlijk bekend dat als het gaat om een thema als uitkeringen er een vrij sterke politieke waardenstrijd onder ligt, als het bijvoorbeeld gaat om vragen als ‘hoe streng of ruimhartig moet je zijn’. Dat zal niet veranderen. Maar als je kijkt naar deze analyse, zie je toch een aantal thema’s waar vrij breed politiek draagvlak voor zou moeten zijn om ze aan te pakken. Denk aan ‘werken loont niet voor mensen die maar een beperkt aantal uren kán werken’, de complexe (en daarmee: dure) bureaucratie die is opgetuigd met de Participatiewet, en de constatering dat de huidige wet mensen eerder gevangen houdt in armoede dan dat ze de kans biedt er aan te ontsnappen. Al blijft bij de knelpunten waar extra geld voor nodig is altijd de vraag of deze regering daar voor gaat kiezen, wanneer de koek verdeelt moet worden. En kijk, de cynicus in mij zou nu best een geïrriteerde laatste alinea kunnen schrijven, over dat een deel van deze knelpunten al bleken uit onderzoek enkele jaren na de invoering van de Participatiewet (zoals in de analyse van het Sociaal Cultureel Planbureau uit 2019). En dat veel critici ze al vóór de invoering zagen aankomen en er voor waarschuwden. En dat het dan toch wel erg lang duurt voordat de landelijke overheid daar een keertje op acteert, en je je af kan vragen hoe belangrijk ze arme mensen en bestaanszekerheid vinden in ‘Den Haag’. Maar daar kan deze staatssecretaris, die er net zit, weinig aan doen. En zijn voorganger (Schouten) was juist degenen die (eindelijk) vaart maakte met het aanpassen van het beleid. Dus als allerlaatste alinea: laten we onze zegeningen tellen, en blij zijn dat veel van de fundamentele problemen in de Participatiewet onderkend worden en op de agenda van de landelijke politiek staan. En hopen dat zowel bestuurders als volksvertegenwoordigers deze analyse ter harte nemen, en de fundamentele herziening van de Participatiewet (‘spoor 2 van de herziening Participatiewet in Balans’, voor de liefhebbers) niet lang op zich zal laten wachten.

Door: Foto: Tom Jutte (cc)
Foto: woodleywonderworks (cc)

Experimenteren met (arme) mensen

LONGREAD - Ik las laatst wat schandaligs. Er wordt geëxperimenteerd met zieke mensen. Door gezonde mensen nog wel! Waarom mogen gezonde mensen experimenteren met zieke mensen? Experimenteren met zieke mensen, het is even bijzonder als zorgelijk dat dit kennelijk door een ethische commissie is goedgekeurd.

Kritiek op experimenten

Bovenstaande is een bewerking van enkele zinnen uit een opinieartikel in de Volkskrant van een tijd terug, van Tim ’s Jongers en Laura Batstra: “Opinie: Experimenteren met arme mensen, het is even bijzonder als zorgelijk”. In plaats van zieke en gezonde mensen, spreken zij er schande van dat er wordt geëxperimenteerd met arme mensen, door mensen die het goed hebben. Het stuk ageert specifiek tegen een experiment van het Kansfonds.

Hun punten, kort samengevat, is dat dergelijk onderzoek onnodig is omdat we al voldoende kennis hebben, het gedaan wordt door ‘hoopvollen’ op ‘hooplozen’ om te kijken ‘of ze meer op henzelf gaan lijken als we ze een beetje geld geven’ en het onethisch is dat er een controlegroep is.

Initiators en intenties

Het Kansenfonds kan prima voor zichzelf spreken maar ik ga toch nog reageren op de algemene strekking van dit artikel. Full disclosure voor de mensen die het niet weten: ik was zowel ambtelijk projectleider als wetenschappelijk onderzoeker naar een soortgelijk experiment onder bijstandsgerechtigden in Nijmegen. Dat ging, net als het experiment van het Kansenfonds, uit van meer vertrouwen in mensen en het gaf hen de ruimte om meer bij te verdienen naast de uitkering. Het had ook zo’n vermaledijde controlegroep.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Quote du jour | Leven in de bijstand

QUOTE - In het magazine Sprank van Divosa (de vereniging van sociale diensten) staat een inzichtgevend interview met iemand in de bijstand. Over hoe dat is, leven in de bijstand. Niet alleen de beperkte hoeveelheid geld, maar misschien nog belangrijker, de bejegening door de overheid:

Terugkijkend op alle jaren dat ze van een bijstandsuitkering leeft, ziet ze het gebrek aan geld niet als het grootste probleem. “Ik leef heel zuinig, heel sober. Voor de kinderen vond ik het weleens sneu dat we niet veel geld hadden. Maar zelf heb ik niet veel nodig. Ik zet de thermostaat laag en spaar soms voor de luxere dingen. Nee, het probleem zijn de brieven die binnenkomen. De gesprekken die ik moet voeren. Elke keer als er een brief op de mat ligt, denk ik: wat willen ze nu weer?” Jarenlange controles van haar inkomsten, bankafschriften en alle andere zaken die mogelijk van invloed zijn op haar uitkering hebben Kaatje het gevoel gegeven dat ze zich moet verdedigen, moet verantwoorden. Dat ze niet vertrouwd wordt. “Ik heb niets misdaan, maar toch benadert de gemeente me vanuit wantrouwen en controle.

De oogst van de experimenten – blijvende invloed op bijstandsbeleid

ONDERZOEK - De lezers van Sargasso hadden nog één antwoord van me tegoed, op de vraag wat er nou eigenlijk is veranderd als gevolg van de lokale bijstandsexperimenten. Bij deze. Evelien Rombouts, die het grootste deel van het werk heeft gedaan, en ik (János) hebben onderzocht tot welke beleidswijzigingen die lokale experimenten met de bijstand nou eigenlijk hebben opgeleverd.

De aanleiding voor de experimenten met de bijstand was de invoering van de Participatiewet in 2015. Bij gemeenten, onder bijstandsgerechtigden en (andere) experts was er bezorgdheid en onvrede over die wet, nog voor hij was ingevoerd. De kritiek was onder andere dat de wet te streng was en te veel uitging van wantrouwen. De verwachting was dat de wet ineffectief zou zijn en veel extra bureaucratie zou opleveren.

Veel gesprekken

Gemeenten wilden daarom experimenteren met een ruimhartiger vorm van bijstand, die meer uitgaat van vertrouwen en die meer ruimte en autonomie geeft aan de bijstandsgerechtigden. Het vermoeden was, onder andere op basis van inzichten uit de gedragswetenschap, dat dit zou leiden tot betere resultaten op het gebied van onder andere gezondheid, welzijn, re-integratie en participatie.

Na veel gesprekken en behoorlijk wat tijd, kwam er toestemming van het ministerie van SZW voor de experimenten, waarbij enigszins van de Participatiewet kon worden afgeweken (zie o.a.: Bommeljé, 2017; Betkó, 2018). Hoewel ze minder ver konden gaan in hun experiment dan eigenlijk gewenst, deden zes gemeenten hier aan mee: Deventer, Groningen, Nijmegen, Tilburg, Utrecht en Wageningen. Een aantal andere gemeenten deden op eigen houtje een soortgelijk experiment, zonder daarbij af te wijken van de wet (Biezen et al., 2020; Bos et al., 2023).

Ambtelijke arbeid

ACHTERGROND, LONGREAD - Dit stukkie gaat over een aspect van de bijstandsexperimenten waar ik tot dusver nog niet zo veel over geschreven heb: het ambtelijke werk dat er bij is komen kijken om ze mogelijk te maken. Bij de gemeentes, maar ook bij onder andere het Rijk. En ik wil het graag wat breder trekken, omdat er in de samenleving soms (cliché)beelden heersen over ‘wie er hard werken’. Als iemand het heeft over ‘de hardwerkende Nederlander’, laten we wel wezen, dan zal het meestal niet over de gemeenteambtenaar gaan.

Het ambtelijke werk aan de experimenten

Het verhaal over de praktische organisatie van het Nijmeegse bijstandsexperiment is er één van “ambitieus starten, heel lang wachten, in een rotvaart haasten om mee te kunnen doen”. Nijmegen was één van de eerste, zo niet de eerste, gemeente waar sprake was van het houden van een bijstandsexperiment, met een op vertrouwen gebaseerde bijstand. Echter: in Nijmegen kwam dit initiatief uit de gemeenteraad, terwijl in andere gemeenten het initiatief uit het college van B&W kwam. En een college kan in de regel sneller handelen, dus tegen de tijd dat in Nijmegen de formele besluitvorming geregeld was, waren er al vier gemeenten gestart met een onderhandeling met het ministerie over hoe die bijstandsexperimenten er uit zouden komen te zien. Nijmegen was te laat om daar nog bij aan te sluiten, en moest op de achterbank wachten. En wachten. Wel bloody anderhalf jaar wachten, totdat er (eindelijk) een concreet kader lag hoe de experimenten er uit mochten zien. (Gelukkig ben ik een geduldig mens).

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Hoe nu verder met de bijstand?

Ja, wat nu? We hebben enorm veel informatie opgehaald in een aantal bijstandsexperimenten. Her en der heeft dat al geleid tot grotere of kleinere aanpassingen in het beleid van deelnemende gemeenten. Ook bij het Rijk is een omslag te zien, in het wetsvoorstel Participatiewet in Balans van minister Schouten. Daarin wordt erkend dat de Participatiewet op punten niet goed werkt, dat het mensbeeld dat er achter zit niet ok is, dat er minder moet worden uitgegaan van wantrouwen, en dat de menselijke maat terug moet. De concrete wijzigingen lijken, op basis van de beschikbare kennis goede, edoch vrij kleine aanpassingen in het bestaande systeem. Maar wat zou een goede weg zijn als je, op basis van de bekende wetenschappelijke inzichten, ons bijstandsbeleid (of wat breder, de hele sociale zekerheid) zou willen verbeteren?

We weten wat niet werkt

Want zoals ik al eerder schreef, we weten namelijk al ontzettend veel uit wetenschappelijk onderzoek over ons sociale stelsel. En heel veel van die kennis is dat wat we doen vrij beroerd werkt. Het stukje achter de link gaat over Nederland, maar ook uit onderzoek naar het Verenigd Koninkrijk weten we dat soortgelijke systemen als het onze voor veel problemen kunnen zorgen (van ‘material hardship and health problems’ tot ‘increased child maltreatment and poorer child well-being’). De nadruk op strenge sancties (aan kwetsbare mensen) zorgt voor schier oneindige maatschappelijke ellende. Op basis van de beschikbare wetenschappelijke kennis zou je dus best kunnen zeggen: het huidige systeem moet helemaal anders. Niet alleen in Nederland maar in de hele westerse wereld, van Australië via het UK tot de VS. Overal waar dogma’s rondom ‘zelfredzaamheid’ en ‘workfare’ decennialang het beleid hebben bepaald. En de mensen die het had moeten helpen in de ellende heeft gestort.

Naar nieuwe bijstandsexperimenten!

Het is een cliché, maar daarom niet minder waar, dat elk onderzoek eindigt met een roep om méér onderzoek. Voor een deel is die roep gewoon terecht. De wetenschap is nooit ‘af’, en dus is het niet meer dan logisch om als onderzoeker na te denken over wat een logisch vervolg zou zijn. Maar soms hebben wetenschappers ook belang bij vervolgonderzoek. Immers, veel geld komt onze hoger onderwijs- en onderzoeksinstellingen binnen door ‘onderzoek in opdracht’. En ja, als je van dat geld afhankelijk bent (voor je voortbestaan als onderzoekseenheid, of als wetenschapper voor je bevordering naar een betere functie of het behouden van je baan), dan is een vervolgopdracht natuurlijk wel erg prettig – niet anders dan bijvoorbeeld in de consultancy.

Meer onderzoek: verder met wat er al ligt

Dus, het risico nemend dat één of andere cynicus gaat roepen dat ik als onderzoeker natúúrlijk vervolgonderzoek wil, ga ik het hier hebben over mogelijke interessante paden voor méér onderzoek en experimenten naar de bijstand. Want die paden die zijn er, heel veel, zoals ik ook hier al aanstipte. De bijstandsexperimenten van de afgelopen jaren hebben een hoop opgeleverd. Zowel kennis over de bijstand, als over hoe je dit soort experimenten in de toekomst (nog) beter kan houden zodat er nog meer van geleerd kan worden. En op die kennis kan worden voortgebouwd.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Ere wie ere toekomt: de ‘niet-officiële’ bijstandsexperimenten

ACHTERGROND, LONGREAD - Er is inmiddels al een hoop geschreven over de bijstandsexperimenten, die gehouden zijn in Nederland, tussen 2017 en 2020. Hier op Sargasso, op andere blogs, in vaktijdschriften, wetenschappelijke artikelen en twee dissertaties. In veel van die teksten gaat het om (één van) de zes ‘officiële’ bijstandsexperimenten, die gehouden zijn met toestemming van het ministerie van SZW. Deze vonden plaats in Deventer, Groningen*, Nijmegen, Tilburg, Utrecht en Wageningen.

Echter: naast die zes waren er nog een aantal experimenten, die niet het officiële stempel van goedkeuring van SZW mochten dragen, maar qua inhoud toch behóórlijk veel lijken op de anderen. Ook ik heb me wel eens bezondigd aan het weglaten van deze ongestempelde broederexperimenten. In mijn proefschrift heb ik ze zelfs weggemoffeld in een voetnoot. Waarbij ik er, als insult to injury, nog eentje vergeten ben ook. Bij deze wil ik die omissie goedmaken, en wat extra aandacht geven aan deze andere experimenten.

Officieel en niet-officieel

Hoe zat het ook al weer? Heel beknopt: Rutte 2 voerde de Participatiewet in, in 2015. Daar waren heel veel mensen boos over. Waaronder veel gemeenten, die nog voor de daadwerkelijke invoering al in het wetsontwerp zagen dat het een ramp ging worden: te bureaucratisch, teveel gericht op verplichtingen en straffen, niet genoeg rekening houdend met kwetsbare mensen, et cetera. Dus wilden een aantal gemeenten experimenteren. Een vrij fors aantal, de schatting is dat ergens tussen de 50 en 80 gemeenten hier in eerste instantie wel oren naar hadden.

“Maar wat heb je nou ontdekt?”

Het is toch een beetje het idee van een promotieonderzoek, en meer van wetenschap in het algemeen: nieuwe dingen ontdekken. Als ergens jaren van arbeid en relatief veel geld tegenaan wordt gesmeten, zou je, vind ik, als onderzoeker de vraag moeten kunnen beantwoorden wat al die inspanningen nou hebben opgeleverd. Liefst in normalemensentaal en zonder vaal klerkenjargon of regressietabellen. Maar kort, helder en to the point – mijn kernkwaliteit, zoals mensen die vaker wat van me lezen weten. Mijn vader leerde mij ooit dat elk verspild woord een aanslag op de beschaving is, en dat… o ja, afijn, ik dwaal af.

Kort en to the point dus:

Eén: de huidige bijstandswet werkt het slechtst voor de meest kwetsbare mensen. Ouderen, mensen met een migratieachtergrond, laagopgeleiden, mensen die psychisch kwetsbaar zijn, mensen met weinig zelfvertrouwen: allemaal doen ze het op onderdelen* beter met alternatieve bijstandsregels, meer gebaseerd op autonomie en vertrouwen in plaats van het huidige beleid dat veelal is gebaseerd op verplichtingen, controles en straffen.

Twee: de overheid kan het (de laatste jaren dalende) vertrouwen in de overheid herstellen, door middel van fatsoenlijk sociaal beleid. Waarin de overheid laat zien zelf ook de inwoner te vertrouwen, en deze op een positieve, passende en niet-hinderlijke manier te benaderen.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Experiment afgelopen, proefschrift verdedigd – tijd voor wat reflectie

Ruim een half jaar geleden ben ik gepromoveerd op een onderzoek naar het Nijmeegse bijstandsexperiment. Wellicht hebben jullie er iets van meegekregen. Ik had het voornemen om daarna een en ander te schrijven over de uitkomsten van dat experiment, wat ze (kunnen) betekenen voor sociaal beleid, over het proces van promoveren en publiceren en meer van dat soort wonderlijke dingen. Maar dat lukte, in alle drukte, maar matig. Toen mijn proefschrift net was goedgekeurd en ik daar blij iets over riep op de socials, kreeg ik te horen van iemand: “haha je denkt dat je klaar bent maar nu begint het werk pas”. Vervelend genoeg had die persoon gelijk. En meer dan gelijk, want ik kwam er achter dat zelfs ná de verdediging van zo’n proefschrift het werk nog lang niet klaar is. Laat me daar, in dit eerste exemplaar van een ietwat verlate serie stukjes, wat over vertellen.

Veel werk

Het gaat een beetje als volgt. Zo’n proefschrift bestaat in de regel uit een stuk of vier hoofdstukken, die elk publiceerbaar zijn als artikel in een (internationaal) wetenschappelijk tijdschrift. Want ‘output’, die wordt in de wetenschap vaak gemeten aan de hand van gepubliceerde artikelen, en liefst in journals met zo’n hoog mogelijke ‘impact factor’. Daar kun je van alles van vinden, en wellicht doe ik dat ook op een later moment, maar dat is hoe het werkt.

Volgende