Experimenteren met (arme) mensen

Ik las laatst wat schandaligs. Er wordt geëxperimenteerd met zieke mensen. Door gezonde mensen nog wel! Waarom mogen gezonde mensen experimenteren met zieke mensen? Experimenteren met zieke mensen, het is even bijzonder als zorgelijk dat dit kennelijk door een ethische commissie is goedgekeurd. Kritiek op experimenten Bovenstaande is een bewerking van enkele zinnen uit een opinieartikel in de Volkskrant van een tijd terug, van Tim ’s Jongers en Laura Batstra: “Opinie: Experimenteren met arme mensen, het is even bijzonder als zorgelijk”. In plaats van zieke en gezonde mensen, spreken zij er schande van dat er wordt geëxperimenteerd met arme mensen, door mensen die het goed hebben. Het stuk ageert specifiek tegen een experiment van het Kansfonds. Hun punten, kort samengevat, is dat dergelijk onderzoek onnodig is omdat we al voldoende kennis hebben, het gedaan wordt door ‘hoopvollen’ op ‘hooplozen’ om te kijken ‘of ze meer op henzelf gaan lijken als we ze een beetje geld geven’ en het onethisch is dat er een controlegroep is. Initiators en intenties Het Kansenfonds kan prima voor zichzelf spreken maar ik ga toch nog reageren op de algemene strekking van dit artikel. Full disclosure voor de mensen die het niet weten: ik was zowel ambtelijk projectleider als wetenschappelijk onderzoeker naar een soortgelijk experiment onder bijstandsgerechtigden in Nijmegen. Dat ging, net als het experiment van het Kansenfonds, uit van meer vertrouwen in mensen en het gaf hen de ruimte om meer bij te verdienen naast de uitkering. Het had ook zo’n vermaledijde controlegroep. De bedoeling van het stuk van ’s Jongers en Batstra is ongetwijfeld goed en hun oproep tot 'een menswaardiger en eenvoudiger armoedebeleid’ kan ik van harte onderschrijven. Zowel vanuit mijn beroepspraktijk als vanuit mijn wetenschappelijk onderzoek. Maar het stuk slaat wat mij betreft toch de plank mis op een aantal punten. Dat zit ‘m ten eerste in de bovengenoemde aanname: het zijn experimenten ‘door kansrijken’ op ‘kansarmen’. De experimenten die ik ken van dit soort, zijn vaak tot stand gekomen samen met of zelfs geïnitieerd door de doelgroep. In Nijmegen hebben we bovendien, nadat duidelijk werd hoe een eventueel experiment er uit zou zien, al onze (op dat moment) 8000+ bijstandsgerechtigden een brief gestuurd met de vraag wat ze er van vonden en of we er mee door moesten gaan. De tweede aanname van ’s Jongers en Batstra zit  ‘m in de achterliggende vraag is “gaan ze op ons lijken?”. De suggestie is dus dat dát de reden is van het onderzoek. Ik kan me daar niets bij voorstellen. Zoals hierboven aangegeven is er bij dit soort experimenten vaak helemaal geen ‘we’ en ‘ons’ – onderzoekers en mensen met een uitkering werken samen aan de totstandkoming van dit soort experimenten. Maar kwalijker is dat het een soort van negatieve intentie bij de initiators van dit soort onderzoek legt. Ik heb er de afgelopen jaren genoeg gesproken om te weten dat dit absoluut niet van toepassing is. Niet op de bestuurders, ambtenaren, wetenschappers, volksvertegenwoordigers, mensen uit het maatschappelijk middenveld of de mensen uit de doelgroep die hierbij betrokken zijn. Zonder uitzondering is de achterliggende vraag: hoe kunnen we het lot van mensen verbeteren, kunnen we ons beleid effectiever maken om te zorgen dat het bijdraagt aan het algemeen welzijn van de mensen waar het om gaat en aan de samenleving. Beleid evalueren En dat laatste is natuurlijk de crux: er is beleid voor mensen in armoede. En beleid kun je onderzoeken en evalueren – en zowel als ambtenaar als bestuurskundige vind ik het goed dat dat af en toe gebeurt. Je kunt er namelijk wat van leren, daar wordt iedereen beter van. Dat is natuurlijk de crux waarom er wel een experiment is met armoedebeleid en er geen experiment is, zoals ’s Jongers en Batstra voorstellen, waarbij 600 rijke mensen twee jaar in armoede moeten leven. Daar is geen beleid voor, dus daar valt dus ook geen effectiviteitsonderzoek naar te doen. En ja, onderzoekers zijn in de regel (relatief) rijk, gezond en volwassen, dus bij wetenschappelijke experimenten die gedaan worden experimenteert rijk met arm (sociaal beleidsonderzoek), maar ook gezond met ziek (medisch onderzoek) en volwassenen met kinderen (onderwijskundig onderzoek). Dat klinkt vervelend, maar als je er even over nadenkt is dat een vrij logisch gevolg van hoe we het met zijn allen georganiseerd hebben, en niet iets dat op zichzelf verkeerd is. Geheel terzijde: dit alles geschreven hebbende kan ik me trouwens best een experiment voorstellen met hele rijke mensen. Gooi de vermogensbelasting, de erfbelasting en/of de inkomensbelasting radicaal omhoog voor mensen bij wie het geld tegen de plinten klotst. Ik hou me van harte aanbevolen om een beleidsevaluatie te doen om te kijken of ze inderdaad allemaal het land uit zullen vluchten, wat soms beweerd wordt, of het ten koste gaat van de economie, en wat eventuele baten zijn. Hoe dan ook, als je beleid evalueert dan moet je dat zo goed mogelijk doen. En er valt een hoop af te dingen op het onderzoeksdesign ‘sociaal experiment’ (daar zijn op zichzelf lange stukken over te schrijven, zie bijvoorbeeld hier) – maar veelal wordt het toch nog gezien als de beste (‘gouden standaard’) of in ieder geval de minst slechte manier om dit soort onderzoek te doen. En over de ethische problemen rondom het hebben van een controlegroep is natuurlijk ook uitgebreid nagedacht. De elegantste samenvatting die ik ben tegengekomen is ‘een experiment is ethisch als alle verschillende treatments ethisch zijn’. Nu kun je overigens een boom opzetten over de vraag of de Participatiewet ethisch is. Maar die wet is een gegeven. Daar een groep mensen naast zetten die met een minder hard beleid te maken krijgen en kijken of dat beter werkt – het lijkt me toch lastig betogen dat dát hetgeen is dat onethisch is. Nodig? Dan komen we bij een pijnpunt: is dit soort onderzoek überhaupt nodig? ’s Jongers en Batstra schrijven: “We weten uit menig studie dat de effecten van chronisch geldgebrek desastreus zijn, en ieder persoon die in armoede leeft of geleefd heeft weet dat wat meer financiële ruimte helpend is. De échte vraag is waarom (kostbaar) onderzoek nodig is om de niet-armen daarvan te overtuigen.” Dit is waar, maar helaas, niet het hele verhaal. Er is inderdaad veel onderzoek naar deze groep, er zijn bibliotheken volgeschreven over sociaal beleid en de effecten daarvan. En die desastreuze effecten van geldgebrek zijn daar zeker in te vinden. Maar daarin zijn óók onderzoeken te vinden die stellen dat sociaal beleid juist zo sober mogelijk moet zijn omdat je anders uitstraalt naar de samenleving dat (hard) werken niet hoeft – zie bijvoorbeeld theoretisch politicologen uit de Angelsaksische wereld zoals Charles Murray en Lawrence Mead. En in die bibliotheken staan óók veel invloedrijke werken uit de economische hoek, over ‘active labor market policy’, waar uit veel studies blijkt dat een streng beleid mensen zo snel mogelijk uit de bijstand en aan het werk helpt (en het hebben van werk heeft weer allerlei positieve effecten, dus…). Nu ben ik van mening dat veel hiervan is achterhaald. Dat politiek theoretisch verhaal komt uit de jaren 80 (nog los van het ontbreken van een empirische basis) en die active labor market policy evaluaties, daarvan weten we ook al een aantal jaren dat die veel te eenzijdig gericht waren op uitstroom op de korte termijn. Latere onderzoeken laten zien dat het ‘mensen uit de bijstand jagen naar werk’ vaak leidt tot een lage kwaliteit van werk en/of snelle terugkeer de bijstand in. We zouden dus meer moeten kijken naar legio recente studies, die desastreuze gevolgen zien van bestaansonzekerheid en een streng, voorwaardelijk bijstandsbeleid, voor bijvoorbeeld welzijn en gezondheid. En ik klaagde vorig jaar zelf er ook al over dat er al heel veel wetenschappelijk onderzoek ligt waar ‘de politiek’ niets mee doet. De andere kant is dat we lang niet alles weten, en nog belangrijker, dat veel wetenschappelijke inzichten nog niet hun weg hebben gevonden naar ambtelijk en bestuurlijk ‘Den Haag’, zeker niet naar alle politieke partijen en alle ministeries (al ben ik positief over de kennis bij SZW). Ja, nodig! En ja, dan helpt ‘meer onderzoek’. Onder deze specifieke doelgroep, in Nederland, volgens de ‘gouden standaard’ van de wetenschap, om beleidsmakers te overtuigen dat het anders moet. Recent verscheen hier een overzicht van alle beleidswijzigingen die volgden uit de bijstandsexperimenten tussen 2017 en 2020. Het resultaat: tal van beleidswijzigingen die bijdragen aan dat betere, menswaardiger en eenvoudiger armoedebeleid, waar ’s Jongers en Batstra naar toe willen! De initiators van dit soort onderzoek, hoe beperkt en tijdelijk van aard het ook is, bieden daarnaast aan een aantal arme mensen in ieder geval een aantal jaren wat verlichting van de armoede. Ja, het is ergens bizar dat dat nodig is, want eigenlijk is dit gewoon een taak van het Rijk. ’s Jongers en Batstra wijzen in dat opzicht ook terecht naar de bevindingen van de commissie bestaansminimum. Maar als het Rijk, ondanks al het bovenstaande, slechts in zeer beperkte mate daar gevolg aan geeft, dan lijkt het me zinniger om daar de pijlen op te richten dan op dit soort wetenschappelijk onderzoek.

Quote du jour | Leven in de bijstand

QUOTE - In het magazine Sprank van Divosa (de vereniging van sociale diensten) staat een inzichtgevend interview met iemand in de bijstand. Over hoe dat is, leven in de bijstand. Niet alleen de beperkte hoeveelheid geld, maar misschien nog belangrijker, de bejegening door de overheid:

Terugkijkend op alle jaren dat ze van een bijstandsuitkering leeft, ziet ze het gebrek aan geld niet als het grootste probleem. “Ik leef heel zuinig, heel sober. Voor de kinderen vond ik het weleens sneu dat we niet veel geld hadden. Maar zelf heb ik niet veel nodig. Ik zet de thermostaat laag en spaar soms voor de luxere dingen. Nee, het probleem zijn de brieven die binnenkomen. De gesprekken die ik moet voeren. Elke keer als er een brief op de mat ligt, denk ik: wat willen ze nu weer?” Jarenlange controles van haar inkomsten, bankafschriften en alle andere zaken die mogelijk van invloed zijn op haar uitkering hebben Kaatje het gevoel gegeven dat ze zich moet verdedigen, moet verantwoorden. Dat ze niet vertrouwd wordt. “Ik heb niets misdaan, maar toch benadert de gemeente me vanuit wantrouwen en controle.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

De oogst van de experimenten – blijvende invloed op bijstandsbeleid

ONDERZOEK - De lezers van Sargasso hadden nog één antwoord van me tegoed, op de vraag wat er nou eigenlijk is veranderd als gevolg van de lokale bijstandsexperimenten. Bij deze. Evelien Rombouts, die het grootste deel van het werk heeft gedaan, en ik (János) hebben onderzocht tot welke beleidswijzigingen die lokale experimenten met de bijstand nou eigenlijk hebben opgeleverd.

De aanleiding voor de experimenten met de bijstand was de invoering van de Participatiewet in 2015. Bij gemeenten, onder bijstandsgerechtigden en (andere) experts was er bezorgdheid en onvrede over die wet, nog voor hij was ingevoerd. De kritiek was onder andere dat de wet te streng was en te veel uitging van wantrouwen. De verwachting was dat de wet ineffectief zou zijn en veel extra bureaucratie zou opleveren.

Veel gesprekken

Gemeenten wilden daarom experimenteren met een ruimhartiger vorm van bijstand, die meer uitgaat van vertrouwen en die meer ruimte en autonomie geeft aan de bijstandsgerechtigden. Het vermoeden was, onder andere op basis van inzichten uit de gedragswetenschap, dat dit zou leiden tot betere resultaten op het gebied van onder andere gezondheid, welzijn, re-integratie en participatie.

Na veel gesprekken en behoorlijk wat tijd, kwam er toestemming van het ministerie van SZW voor de experimenten, waarbij enigszins van de Participatiewet kon worden afgeweken (zie o.a.: Bommeljé, 2017; Betkó, 2018). Hoewel ze minder ver konden gaan in hun experiment dan eigenlijk gewenst, deden zes gemeenten hier aan mee: Deventer, Groningen, Nijmegen, Tilburg, Utrecht en Wageningen. Een aantal andere gemeenten deden op eigen houtje een soortgelijk experiment, zonder daarbij af te wijken van de wet (Biezen et al., 2020; Bos et al., 2023).

Ambtelijke arbeid

ACHTERGROND, LONGREAD - Dit stukkie gaat over een aspect van de bijstandsexperimenten waar ik tot dusver nog niet zo veel over geschreven heb: het ambtelijke werk dat er bij is komen kijken om ze mogelijk te maken. Bij de gemeentes, maar ook bij onder andere het Rijk. En ik wil het graag wat breder trekken, omdat er in de samenleving soms (cliché)beelden heersen over ‘wie er hard werken’. Als iemand het heeft over ‘de hardwerkende Nederlander’, laten we wel wezen, dan zal het meestal niet over de gemeenteambtenaar gaan.

Het ambtelijke werk aan de experimenten

Het verhaal over de praktische organisatie van het Nijmeegse bijstandsexperiment is er één van “ambitieus starten, heel lang wachten, in een rotvaart haasten om mee te kunnen doen”. Nijmegen was één van de eerste, zo niet de eerste, gemeente waar sprake was van het houden van een bijstandsexperiment, met een op vertrouwen gebaseerde bijstand. Echter: in Nijmegen kwam dit initiatief uit de gemeenteraad, terwijl in andere gemeenten het initiatief uit het college van B&W kwam. En een college kan in de regel sneller handelen, dus tegen de tijd dat in Nijmegen de formele besluitvorming geregeld was, waren er al vier gemeenten gestart met een onderhandeling met het ministerie over hoe die bijstandsexperimenten er uit zouden komen te zien. Nijmegen was te laat om daar nog bij aan te sluiten, en moest op de achterbank wachten. En wachten. Wel bloody anderhalf jaar wachten, totdat er (eindelijk) een concreet kader lag hoe de experimenten er uit mochten zien. (Gelukkig ben ik een geduldig mens).

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Quote du jour | een stok voor de armen

Ja, om mee te slaan hè, die stok uit de titel, wat had u anders gedacht? Ter ondersteuning?! Naïeveling. Het gaat om arme mensen joh, alsof we die ondersteunen in Nederland. Anyways, uit een interessant interview met de Tilburgse wethouder Lahlah:

Lahlah merkte de afgelopen jaren dat de twee beleidsterreinen waarvoor ze verantwoordelijk is – het activeren van mensen in de bijstand en het garanderen van bestaanszekerheid – niet altijd goed samengaan. Bij arbeidsparticipatie ligt de focus op betaald werk en wordt doorgaans ‘liever de stok dan de wortel’ gebruikt. Maatregelen om inwoners richting te werk te ‘prikkelen’ kunnen echter voor inkomensproblemen zorgen, die vervolgens in het minimabeleid moeten worden opgelost.

Hoe nu verder met de bijstand?

Ja, wat nu? We hebben enorm veel informatie opgehaald in een aantal bijstandsexperimenten. Her en der heeft dat al geleid tot grotere of kleinere aanpassingen in het beleid van deelnemende gemeenten. Ook bij het Rijk is een omslag te zien, in het wetsvoorstel Participatiewet in Balans van minister Schouten. Daarin wordt erkend dat de Participatiewet op punten niet goed werkt, dat het mensbeeld dat er achter zit niet ok is, dat er minder moet worden uitgegaan van wantrouwen, en dat de menselijke maat terug moet. De concrete wijzigingen lijken, op basis van de beschikbare kennis goede, edoch vrij kleine aanpassingen in het bestaande systeem. Maar wat zou een goede weg zijn als je, op basis van de bekende wetenschappelijke inzichten, ons bijstandsbeleid (of wat breder, de hele sociale zekerheid) zou willen verbeteren?

We weten wat niet werkt

Want zoals ik al eerder schreef, we weten namelijk al ontzettend veel uit wetenschappelijk onderzoek over ons sociale stelsel. En heel veel van die kennis is dat wat we doen vrij beroerd werkt. Het stukje achter de link gaat over Nederland, maar ook uit onderzoek naar het Verenigd Koninkrijk weten we dat soortgelijke systemen als het onze voor veel problemen kunnen zorgen (van ‘material hardship and health problems’ tot ‘increased child maltreatment and poorer child well-being’). De nadruk op strenge sancties (aan kwetsbare mensen) zorgt voor schier oneindige maatschappelijke ellende. Op basis van de beschikbare wetenschappelijke kennis zou je dus best kunnen zeggen: het huidige systeem moet helemaal anders. Niet alleen in Nederland maar in de hele westerse wereld, van Australië via het UK tot de VS. Overal waar dogma’s rondom ‘zelfredzaamheid’ en ‘workfare’ decennialang het beleid hebben bepaald. En de mensen die het had moeten helpen in de ellende heeft gestort.

Naar nieuwe bijstandsexperimenten!

Het is een cliché, maar daarom niet minder waar, dat elk onderzoek eindigt met een roep om méér onderzoek. Voor een deel is die roep gewoon terecht. De wetenschap is nooit ‘af’, en dus is het niet meer dan logisch om als onderzoeker na te denken over wat een logisch vervolg zou zijn. Maar soms hebben wetenschappers ook belang bij vervolgonderzoek. Immers, veel geld komt onze hoger onderwijs- en onderzoeksinstellingen binnen door ‘onderzoek in opdracht’. En ja, als je van dat geld afhankelijk bent (voor je voortbestaan als onderzoekseenheid, of als wetenschapper voor je bevordering naar een betere functie of het behouden van je baan), dan is een vervolgopdracht natuurlijk wel erg prettig – niet anders dan bijvoorbeeld in de consultancy.

Meer onderzoek: verder met wat er al ligt

Dus, het risico nemend dat één of andere cynicus gaat roepen dat ik als onderzoeker natúúrlijk vervolgonderzoek wil, ga ik het hier hebben over mogelijke interessante paden voor méér onderzoek en experimenten naar de bijstand. Want die paden die zijn er, heel veel, zoals ik ook hier al aanstipte. De bijstandsexperimenten van de afgelopen jaren hebben een hoop opgeleverd. Zowel kennis over de bijstand, als over hoe je dit soort experimenten in de toekomst (nog) beter kan houden zodat er nog meer van geleerd kan worden. En op die kennis kan worden voortgebouwd.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Ere wie ere toekomt: de ‘niet-officiële’ bijstandsexperimenten

ACHTERGROND, LONGREAD - Er is inmiddels al een hoop geschreven over de bijstandsexperimenten, die gehouden zijn in Nederland, tussen 2017 en 2020. Hier op Sargasso, op andere blogs, in vaktijdschriften, wetenschappelijke artikelen en twee dissertaties. In veel van die teksten gaat het om (één van) de zes ‘officiële’ bijstandsexperimenten, die gehouden zijn met toestemming van het ministerie van SZW. Deze vonden plaats in Deventer, Groningen*, Nijmegen, Tilburg, Utrecht en Wageningen.

Echter: naast die zes waren er nog een aantal experimenten, die niet het officiële stempel van goedkeuring van SZW mochten dragen, maar qua inhoud toch behóórlijk veel lijken op de anderen. Ook ik heb me wel eens bezondigd aan het weglaten van deze ongestempelde broederexperimenten. In mijn proefschrift heb ik ze zelfs weggemoffeld in een voetnoot. Waarbij ik er, als insult to injury, nog eentje vergeten ben ook. Bij deze wil ik die omissie goedmaken, en wat extra aandacht geven aan deze andere experimenten.

Officieel en niet-officieel

Hoe zat het ook al weer? Heel beknopt: Rutte 2 voerde de Participatiewet in, in 2015. Daar waren heel veel mensen boos over. Waaronder veel gemeenten, die nog voor de daadwerkelijke invoering al in het wetsontwerp zagen dat het een ramp ging worden: te bureaucratisch, teveel gericht op verplichtingen en straffen, niet genoeg rekening houdend met kwetsbare mensen, et cetera. Dus wilden een aantal gemeenten experimenteren. Een vrij fors aantal, de schatting is dat ergens tussen de 50 en 80 gemeenten hier in eerste instantie wel oren naar hadden.

“Maar wat heb je nou ontdekt?”

Het is toch een beetje het idee van een promotieonderzoek, en meer van wetenschap in het algemeen: nieuwe dingen ontdekken. Als ergens jaren van arbeid en relatief veel geld tegenaan wordt gesmeten, zou je, vind ik, als onderzoeker de vraag moeten kunnen beantwoorden wat al die inspanningen nou hebben opgeleverd. Liefst in normalemensentaal en zonder vaal klerkenjargon of regressietabellen. Maar kort, helder en to the point – mijn kernkwaliteit, zoals mensen die vaker wat van me lezen weten. Mijn vader leerde mij ooit dat elk verspild woord een aanslag op de beschaving is, en dat… o ja, afijn, ik dwaal af.

Kort en to the point dus:

Eén: de huidige bijstandswet werkt het slechtst voor de meest kwetsbare mensen. Ouderen, mensen met een migratieachtergrond, laagopgeleiden, mensen die psychisch kwetsbaar zijn, mensen met weinig zelfvertrouwen: allemaal doen ze het op onderdelen* beter met alternatieve bijstandsregels, meer gebaseerd op autonomie en vertrouwen in plaats van het huidige beleid dat veelal is gebaseerd op verplichtingen, controles en straffen.

Twee: de overheid kan het (de laatste jaren dalende) vertrouwen in de overheid herstellen, door middel van fatsoenlijk sociaal beleid. Waarin de overheid laat zien zelf ook de inwoner te vertrouwen, en deze op een positieve, passende en niet-hinderlijke manier te benaderen.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Experiment afgelopen, proefschrift verdedigd – tijd voor wat reflectie

Ruim een half jaar geleden ben ik gepromoveerd op een onderzoek naar het Nijmeegse bijstandsexperiment. Wellicht hebben jullie er iets van meegekregen. Ik had het voornemen om daarna een en ander te schrijven over de uitkomsten van dat experiment, wat ze (kunnen) betekenen voor sociaal beleid, over het proces van promoveren en publiceren en meer van dat soort wonderlijke dingen. Maar dat lukte, in alle drukte, maar matig. Toen mijn proefschrift net was goedgekeurd en ik daar blij iets over riep op de socials, kreeg ik te horen van iemand: “haha je denkt dat je klaar bent maar nu begint het werk pas”. Vervelend genoeg had die persoon gelijk. En meer dan gelijk, want ik kwam er achter dat zelfs ná de verdediging van zo’n proefschrift het werk nog lang niet klaar is. Laat me daar, in dit eerste exemplaar van een ietwat verlate serie stukjes, wat over vertellen.

Veel werk

Het gaat een beetje als volgt. Zo’n proefschrift bestaat in de regel uit een stuk of vier hoofdstukken, die elk publiceerbaar zijn als artikel in een (internationaal) wetenschappelijk tijdschrift. Want ‘output’, die wordt in de wetenschap vaak gemeten aan de hand van gepubliceerde artikelen, en liefst in journals met zo’n hoog mogelijke ‘impact factor’. Daar kun je van alles van vinden, en wellicht doe ik dat ook op een later moment, maar dat is hoe het werkt.

Volgende