De gemiddelde burger heeft vele angsten, in vele gradaties. De Egyptische buurman die met ammoniak in de weer gaat, het verpauperen van de speelplaats, gemiste penalty’s op beslissende momenten, inflatie, opwarming van de aarde, een boot met homofiele kinderen. Het verstoort zijn slaap en smeert de keel tijdens cafébezoek. Het doet hem met de ogen rollen, de handen ten hemel werpen en de natie vervloeken. Kortom, het doet hem wat. Maar de burger kan best wat hebben. Weliswaar voelt hij zich bij tijd en wijlen murw gebeukt, mogen ze het uitzoeken daar in Den Haag en overweegt hij emigratie, er helemaal onder krijgen ze hem niet. Hij incasseert de dagelijkse berichtenstroom best manmoedig, zij het met het nodige chagrijn en wantrouwen.
Maar er is een grens. En die grens ligt bij de gevangenispoort. Want alles is best en tot daar aan toe, maar zodra het binnen de celmuren op een hotel begint te lijken, is de maat vol. De wereld mag dan misdadig zijn, misdaad mag niet lonen. Dan wordt de dagelijkse misère écht ondraaglijk. Berichten over gedetineerden die een studiebeurs misbruiken, komen dan ook hard aan. Gewezen tuig dat belastingcenten misbruikt; in wat voor land leven we eigenlijk?! En de burger heeft het al zo vaak gezegd: we zijn te soft, te laks, te links. Zie je nou wat er van komt.