Wie gelooft er nog in menselijke waardigheid?

Aan het begin van de zomer schreef ik over de teloorgang van menselijke waardigheid. De afgelopen maanden zijn de consequenties van het mensonwaardige Europese beleid alleen maar verhevigd: in volgepropte vrachtwagens op Oostenrijkse snelwegen, op een strandje bij Bodrum en iedere dag weer in de kampen van Calais. Dat schreeuwt om onmiddellijke actie, maar roept ook op tot nadenken. De trend om mensen af te schrijven treft namelijk niet alleen maar asielzoekers, maar ook werklozen, criminelen en hele volken als de Grieken. Over de hele politieke breedte roept die verharding steeds dezelfde prangende vraag op: begrijpen we eigenlijk nog wel waarom we mensen moeten helpen, gewoon omdat ze mens zijn? In dit essay zoek ik naar een antwoord. Minderwaardig volk In de afgelopen jaren is een gigantische groep medemensen ontmaskerd, die door hun gedrag niet alleen onze waardering heeft verloren, maar in sommige gevallen ook haar rechten. Asielzoekers zijn natuurlijk al een geheel politiek tijdperk persona non grata. Het maatschappelijke dieptepunt werd onlangs bereikt in Steenbergen, maar het politieke dieptepunt vond plaats afgelopen april, de maand die gekenmerkt werd door drie kleine woordjes: bed, bad en brood. Even onschuldige als elementaire zaken die in Nederland niet gratis verkrijgbaar zijn. Sterker nog, volgens onze regering hebben uitgeprocedeerde asielzoekers er helemaal geen recht op. Dat recht hadden ze natuurlijk ooit wel. Maar op de dag dat de rechter definitief vonnist dat een asielzoeker niet in Nederland mag blijven wordt hij illegaal en verdient hij geen hulp. Blijkbaar heeft een illegaal zijn waarde verspeeld, en verdient hij slechts uitzetting.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Onmenselijk, onvrij, ongelukkig of onrechtvaardig?

Nadat het nieuws over de geketende Brandon naar buiten kwam, is de discussie in Nederland over de zorg voor mensen met zowel psychiatrische problemen als een verstandelijke handicap opgelaaid. Wat ik interessant vind aan deze discussie, is de vraag waarom deze behandeling precies onrechtvaardig of immoreel is, en wat dat zegt over de onderliggende noties van rechtvaardigheid en menselijkheid. Zoveel mogelijk onafhankelijk van de specifieke casus.

De klassieke manier waarop Michael Sandel naar dit soort vragen kijkt is vanuit drie perspectieven: het utilitische, deontologisch-liberale perspectief en het perspectief van de deugdenleer. Vanuit het utilisme zou je moeten zeggen dat het centrale probleem is dat de ‘patient’ ongelukkig is. De maatregelen die genomen worden maken hem ongelukkig of minder gelukkig dan hij zou kunnen zijn. De oplossing hier is volgens mij simpel: sedatie gekoppeld aan geluksverhogende medicijnen. Je kan je voorstellen dat je te aggressieve en onvoorspelbare patienten lichamelijk immobiel maakt en geestelijk heel gelukkig. Toch is sedatie binnen de gezondheidszorg geen geaccepteerde methode meer. En het lijkt intuitief geen juiste oplossing.

Misschien is het dat in beide gevallen (vastketenen en drogeren) zwaar wordt ingrepen in de persoonlijke vrijheid van deze mensen. In het deontologisch-liberale perspectief staat het idee centraal dat mensen autonoom zouden moeten zijn. Ketens en drugs beperken de vrijheid van mensen. Echter als een moreel perspectief gaat deontologisch-liberalisme ervanuit dat mensen vrijheid ‘aan kunnen’, dat ze de rationaliteit bezitten om op een goede manier gebruik te maken van hun vrijheid. Er zijn gevallen te bedenken van psychiatrische patienten of verstandelijk gehandicapten die maar in beperkte mate rationeel zijn: die niet vooruit kunnen plannen, die snel wisselen van stemming, die gewelddadig zijn terwijl ze dat niet bedoelen. We geven kinderen ook geen volledige vrijheid omdat ze de vermogens nog missen om gebruik te maken van hun vrijheid: ze zijn niet nog niet volledig ontwikkeld, nog niet volledig rationeel. Soms wordt er bij verstandelijk gehandicapten de vergelijking met kinderen gemaakt en hun ontwikkelingsniveau uitgedrukt in termen als ‘de geestelijke vermogens van een drie-jarige’. Als er sprake is van zulke vormen van irrationaliteit en onderontwikkeldheid, kan een deontologisch-liberaal perspectief niet gelden: we kunnen geen vrijheden gunnen aan mensen die daar de rationaliteit voor missen. Dat zou onverantwoordelijk zijn: je laat een kind toch ook niet volledig vrij? De verantwoordelijkheid en de beslissingsbevoegdheid wordt gegeven aan de ouders en door hun aan de artsen, verplegers en psychiaters. Die kiezen voor deze oplossingen, maar deze lijken ons nog steeds onjuist.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.