FICTIE – Tofik Dibi zat op zijn knieën voor het toilet. #vlindersindebuik, had hij net getwitterd. De vlinders dreven nu, samen met wat onverteerde frieten van de avond ervoor, in een plasje kots. En nog waren niet alle vlinders uit zijn buik verdwenen. Het waren eigenlijk ook geen vlinders. Het voelde meer aan als een zwerm vleermuizen die door zijn ingewanden joeg.
Waarom was hij hier in godsnaam aan begonnen? Iedereen had het hem afgeraden. Femke voorop. Doe het niet, Tofik. Wacht nog even. Jouw tijd komt nog wel. Maar het had zo mooi geleken, die middag in Bergen. Het Nederlandse duinlandschap had hem moed gegeven. Hij was er speciaal naartoe gegaan om over zijn toekomst na te denken. En als je ergens speciaal naartoe gaat om over je toekomst na te denken, dan ga je daar niet weg met een lafhartig plan om op dezelfde voet door te gaan.
Hij had er op zijn rug in het koele zand gelegen. Naar een donkere, leisteenkleurige hemel gestaard. Een meeuw zweefde zijn gezichtsveld binnen en bleef daar even hangen. Toen dook hij weg. Hij was de enige die begreep hoe je de bad guy moest aanpakken.
Daar kwam weer een golf opzetten. Het zuur kletterde tegen het porselein. ‘Sterft, gij oude vormen en gedachten’, schoot er door zijn hoofd. Nog een half uur voordat de persconferentie zou beginnen.