Het einde van de Tweede Wereldoorlog, en daarmee de herinnering aan de slachtoffers en de terugblik op machinale slachting, jubileert. Meer nog dan andere jaren zien wij katernen en rubrieken gevuld met de canon van destructie en angst. En het doet ons goed te weten dat wij Hitlers strooptocht een halt toe hebben geroepen. Wij zien trots hoe onze jeugd nog aan de lippen hangt van inmiddels hoogbejaarde veteranen, onderduikers, wezen, verzetshelden. Bij het klaroengeschal slaat ons trotse hart: Een Tweede Wereldoorlog, dát nooit meer. Nie wieder faschismus. De Holocaust wordt beschouwd als het dieptepunt in het bestaan van de mens, een symbool van wanbeschaving. Maar er is geen bewijs dat wij wezenlijk betere mensen zijn geworden.
Het lijkt zo eenvoudig, het euforisch gevoel het monster de baas te zijn. Het is een misverstand. Dagelijks zijn er rituelen in ons leven die scheren langs het oppervlak van de moraal. In elk van ons schuilt wreedheid. Het kost alleen wat moeite om de wreedheid te kanaliseren en een volksopstand met bijbehorende moordmachine aan te sturen.
De Holocaust is óók hebzuchtig voordringen bij de wasstraat, de aderen in de nek laten opzwellen wanneer men onze doorgang belemmert. De Holocaust is kijken bij een ongeluk en daarom een file veroorzaken, maar de andere kant opkijken wanneer iemand bloed ophoest in een donkere nis van de Bijenkorf. De Holocaust is het negeren van gejammer bij de buren. De Holocaust is ook juist het bellen naar de politie bij het gejammer bij de buren. De Holocaust is de erotiserende werking van trots die langzaam verandert in grootheidswaan. De Holocaust is het scanderen, joelen, mennen en achteraf niet doorhebben wie je hebt gepasseerd. De Holocaust is het stilzwijgend aansluiten bij een kranslegging of herdenking, het houden van twee minuten stilte terwijl je drie dagen geleden nog iemand doelbewust afsneed omdat je een hekel hebt aan U-bochten. De Holocaust ben ik als ik in de Maxis in Muiden verveelde en verwende kinderen met stekels zie, die in het boodschappenwagentje hangen en tegen een te dikke moeder schreeuwen dat zij snoep willen. De moeder is de Holocaust wanneer zij roept dat Damian zijn grote kop moet houden en dat hij anders maar zijn nieuwe rugzak met veertien dvd’s moet terugbrengen. Zij is de Holocaust als zij dat vervolgens niet doet. De holocaust is je aansluiten bij een groepering, met een spandoek of kaars in de hand, vanuit een onderbuikgevoel.