Het onervaren Kamerlid, over de dalende zittingsduur van parlementsleden
Politici zijn eigenlijk maar amateurs. Er is geen opleiding tot Tweede Kamerlid of minister. Niemand heeft een diploma nodig om verkozen te worden: de kiezers beslissen uiteindelijk of ze iemand een geschikte vertegenwoordiger vinden. Natuurlijk, partijen kijken naar de kwaliteiten van hun kandidaat-politici. Maar actief zijn in het bedrijfsleven, maatschappelijke organisatie, als ambtenaar of zelfs als politicus op lokaal niveau is geen garantie dat je ook zult slagen als Tweede Kamerlid. Hoewel er veel wordt gesproken over de professionalisering van de politiek, zijn onze volksvertegenwoordiger meestal relatief onervaren.
Het Kamerlidmaatschap wordt steeds meer een carrièrestap in plaats van een roeping. Het is een opstapje naar een ministerschap, staatssecretariaat, lokaal bestuurder of een andere functie binnen of buiten de overheid. Nu is het niet zo slecht dat Tweede Kamerleden geen enorme plucheklevers zijn, maar enige balans tussen doorstroom en ervaring is wel belangrijk. De Kamer vormt immers de tegenmacht tegen regering en ambtenarij; om die controlerende taak uit de voeren is ervaring belangrijk.
In de huidige Tweede Kamer zitten 65 nieuw verkozen leden. Nog eens 47 personen zitten maximaal vier jaar in de Kamer (die zijn dus voor het eerst verkozen in of na 2006). Slechts 14 Kamerleden hebben meer dan tien jaar ervaring. Sharon Dijksma (PvdA) en André Rouvoet (ChristenUnie) zijn het meest ervaren: zij kwamen in 1994 voor het eerst in de Tweede Kamer. Tot de lichting uit 1998 behoorden onder andere GroenLinks-fractievoorzitter Femke Halsema en PVV-fractievoorzitter Geert Wilders. Gemiddeld genomen is de parlementaire ervaring nu iets minder dan 4 jaar. Voor de verkiezingen was dit nog zes jaar. Ter vergelijking: in Engeland was de gemiddelde zittingsduur kort voor de verkiezingen in mei bijna vijftien jaar. Ministers zijn daar ook parlementslid, wat de cijfers iets vertekent, maar zelfs dan: een groot verschil.