Op 14 juni j.l. gaf Lou Reed een concert in de Heineken Music Hall. Een geslaagd concert zoals altijd, maar voor ik daarover begin moet ik eerst iets kwijt over de locatie en het voorprogramma.
De Heineken Music Hall heet zo omdat het vooral om de bierconsumptie gaat en pas op de tweede plaats om de muziek, de naam Heineken staat immers voorop en heet woord Music komt pas daarna. Bier, nou ja, Heineken. Dat werd mij pijnlijk duidelijk, omdat ik plaats 3 in rij 20 had, pal naast de bar, en de bierverkoop tijdens het hele concert doorging. Constant liepen er mensen heen en weer om bier te halen. Dat gebeurt natuurlijk wel vaker bij concerten, maar de stoelen in de Heineken Music Hall zijn net zoals in een bioscoop of theater en dat betekent dat je altijd even moet opstaan als er iemand in jouw rij langs wil om bier te kopen, dat vond ik heel vervelend.
Nou goed, ik weet uit ervaring, het is een concert en dan kan je niet altijd op de eerste rang zitten. Daarom zal ik ook niet verder gaan zeuren over het grote kale hoofd pal voor me dat me het zicht nam, nou ja, gedeeltelijk dan. Het punt is echter dat ik Lou Reed inmiddels ook al op diverse andere locaties heb gezien, Carré en het Concertgebouw bijvoorbeeld, en daar was de ambiance een stuk beter, daar was het prachtig. Ik heb zelfs het gevoel dat het publiek daar anders was, meer echte fans en niet zoveel, nou, zeg maar concertvee. Op deze avond zaten voor me een paar op een vreemde manier olijke Brabanders en naast me kon ik luisteren naar; “Ja, ik ben hier weleens vaker geweest, een keer naar Bløf en een keer naar Adèle”. Kortom, ik dacht: “Wat doe ik hier eigenlijk?”