Toen ik ruim drie jaar geleden* begon met mijn promotieonderzoek naar het Nijmeegse bijstandsexperiment, had ik beloofd jullie af en toe een update te geven over interessante dingen die ik tegenkwam in de literatuur. Dat heb ik, ahum, slechts vrij beperkt gedaan. Bij deze alsnog wat interessante dingen, uit de (redelijk recente) Nederlandse literatuur. Iedereen die dit boeiend vind kan dus zelf vrij laagdrempelig dieper de materie in.
Alle artikelen waar ik het hieronder over heb komen uit het boek ‘Streng Maar Onrechtvaardig – De bijstand gewogen’. Het is het jaarboek 2020 van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, en gaat zoals de titel al verraadt over de bijstand. In 13 artikelen (plus een inleiding en een conclusie) laten wetenschappers uit verschillende disciplines hun licht schijnen over hoe het gesteld is met de ‘rechtvaardigheid van de bijstand’. De duiding vanuit (onder andere) historische, filosofische, juridische en sociologische perspectieven, tja… laten we zeggen dat de titel van het boek al een hint geeft?
Ik beperk me tot een aantal artikelen die relevant zijn voor mijn eigen onderzoek, verwacht dus geen hele boekreview.
Sollicitaties LARP’en als re-integratie
Laten we beginnen met de huidige re-integratiesystematiek. Deze wordt pijnlijk beschreven in het stuk “Naar een ‘droombaan’ via een ‘broodbaan’ – Re-integratie naar betaald werk door training in optimisme”, door de socioloog Josien Arts. Zij deed een jaar lang onderzoek onder zowel klanten als klantmanagers bij drie sociale diensten. Wat ze beschrijft stemt niet vrolijk. Een aantal maatschappelijke ontwikkelingen vinden elkaar op dit onderwerp: werk, dat zeker aan ‘de onderkant van de arbeidsmarkt’ steeds onzekerder en flexibeler wordt; eisen aan werknemers die steeds hoger worden, ook bij laagopgeleid werk; bijstandsgerechtigden die steeds meer verplichtingen krijgen, volgens de wet ‘geactiveerd’ moeten worden en geprikkeld tot ‘zelfredzaamheid’; de bezuinigingen op re-integratie, waardoor sociale diensten mensen eigenlijk weinig te bieden hebben (bijvoorbeeld op het gebied van scholing).
Wat blijft dus over om te doen? Optimisme! Mentale weerbaarheidstrainingen, motiverende posters, teksten als Wie wil zoekt een mogelijkheid. Wie niet wil zoekt een reden. En daarmee worden de bijstandsgerechtigden, hoe kansloos hun positie ook, verantwoordelijk gemaakt voor het falen van het systeem dat hen in de steek laat. Want ze waren gewoon niet optimistisch genoeg, hebben de moed opgegeven, waren niet écht gemotiveerd.
Het idee dat sociale diensten de bijstandsgerechtigden mee willen geven is dat ze eerst alle eisen moeten laten vallen om wat voor baan dan ook te vinden (de ‘broodbaan’), en dat ze van daar uit verder kunnen naar een droombaan. Gemiddeld genomen is dat zo (blijkt uit meerder onderzoeken), kans op voltijdwerk neemt toe voor mensen in de bijstand wanneer ze eerst deeltijdwerk doen. Maar een andere kant is er ook. Veel bijstandsgerechtigden hebben de ervaring dat bijverdienen of tijdelijk werk en daarna weer op straat komen te staan (wat heel makkelijk gebeurt van uit ‘flex’ constructies) leidt tot gedoe. Opnieuw een uitkering aan moeten vragen, de bureaucratische molen weer door, verrekening van inkomsten met bijverdienen en/of naderhand een brief van de belastingdienst dat de toeslagen deels terug moeten worden betaald. Het “een broodbaan is beter dan niets” is dan niet waar, heeft men door schade en schande ondervonden.
Maar het wordt nog erger. Niet alleen de positie van de bijstandsgerechtigden is precair. Een deel van de klantmanagers zit daar óók op een uitzendcontract. De bijstandsgerechtigden moeten oefenen met solliciteren, elevator pitches houden en zich ‘representatief’ kleden. Maar er zijn nauwelijks werkgevers geïnteresseerd in bijeenkomsten met deze doelgroep. Omdat er toch geoefend moet worden, doen ze dat onder elkaar, of op zijn best met een accountmanager van een bedrijf dat het contact met de re-integratieorganisatie onderhoudt (maar die zelf geen mensen aan kan nemen).
Met andere woorden: de studie schetst het beeld van de klantmanager met een precair contract, die helemaal niets te bieden heeft aan mensen in de bijstand die moeten werken, hen desalniettemin dwingt te oefenen met solliciteren naar banen die er niet zijn, en LARPt elevatorpitchers met ze die ze op kunnen voeren voor een recruiter of job hunter die nooit komt.
Niet alleen als bijstandsgerechtigde, maar ook als lezer is het lastig daar optimistisch bij te blijven.
Arbitraire machtsuitoefening
Gerelateerd aan het bovenstaande verhaal is het sanctieregime: mensen moeten immers solliciteren, of anders… Ja, wat anders? Dat verschilt per gemeente, zo blijkt uit de studie Regels en macht – Rechtvaardigheid in het gemeentelijk re-integratiebeleid”, door de jurist Anja Eleveld**. Zij kijkt naar bijstandsrelaties vanuit het neo-republikeinse rechtvaardigheidsconcept, wat zoveel wil zeggen als dat de overheid moet streven naar het minimaliseren van arbitraire machtsuitoefening. Bijstandsgerechtigden zijn daar bijzonder kwetsbaar voor, omdat ze voor hun levensonderhoud volledig afhankelijk zijn van de overheid.
Eleveld onderzoekt drie gemeenten (door middel van analyse van wetgeving en lokale regels, en het afnemen van 130 interviews), waarbij opvalt dat er grote verschillen zijn tussen de gemeenten. Bijvoorbeeld in het aantal opgelegde sancties en de hoogte van de sancties. Ze stelt onder andere vast dat casemanagers en werkcoaches veel vrijheid hebben, er weinig inspraak is voor inspraak vanuit de bijstandsgerechtigde, en dat doelen van werkstages dan ook éénzijdig worden opgelegd aan de bijstandsgerechtigde, in plaats van dat een gesprek plaatsvind over wat deze nodig heeft. Gemeenten maken het door middel van procedurele barrières moeilijk om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen beslissingen over werkstages, terwijl bezwaar en beroep een wettelijk recht is . Niet geheel verrassend leidt dit tot verlies van vertrouwen in de overheid aan de kant van bijstandsgerechtigden, en tot risicomijdend gedrag.
Eleveld concludeert ten slotte dat de gemeente waarbij wel (meer) gewerkt wordt volgens het door haar gehanteerde rechtvaardigheidsconcept efficiënter is: “bijstandsgerechtigden die meer vertrouwen hebben in de goede bedoelingen van de gemeente, zullen immers eerder een beroep doen op inspraak gevende maatregelen … die hen helpen een brug te slaan naar de arbeidsmarkt”.
Is de bijstand toereikend?
Ten slotte is er het artikel “De Nederlandse bijstand is niet toereikend – vooral veel kinderen leven onder de armoedegrens”, van onderzoeker Benedikt Goderis van het SCP. Ook hier geeft de titel de clou al weg. Tijdens de laatste formatieperiode (verdorie, vier jaar geleden alweer) heb ik me boos gemaakt over de Kamer die met ruime meerderheid een motie afwees waarin alleen gevraagd werd om te onderzoeken of het sociaal minimum, met name de bijstand, nog wel toereikend was.
Het officiële ‘niet willen weten’ vond ik schrijnend, vooral omdat we stiekem allemaal wel weten wat het antwoord is op die vraag ("neen"). Maar als je dat als Tweede Kamer officieel te horen krijgt, dan moet je er wat mee, en dat was blijkbaar niet wenselijk voor een meerderheid van de partijen.
Afijn, Goderis heeft het allemaal keurig op een rijtje gezet, historisch/chronologisch en aan de hand van drie verschillende definities van de armoedegrens. En, quelle surprise, “Op basis van de meest gangbare schattingen van wat iemand in Nederland nodig heeft, kan dus worden geconcludeerd dat de hoogte van de bijstandsuitkering voor bijna alle huishoudtypen onvoldoende is.” Daarnaast zijn kinderen extra de dupe: “Paren met een, twee of drie kinderen kwamen er het meest bekaaid van af. Hun besteedbare inkomen lag op maandbasis gemiddeld 165 euro onder wat ze minimaal nodig hadden.”
Wellicht kan iemand daar in de huidige formatie wat inspiratie uit putten?
Al met al: boeiend, zij het wat deprimerend, leesvoer dus.
*ruim drie jaar geleden? RUIM DRIE JAAR?!?!? FUCK! Dat betekent dat ik eind dit jaar een proefschrift af moet hebben! Waarom ben ik dan mijn tijd aan het verdoen met het schrijven van (te lange) blogjes?!
**daarnaast verschilt het óók nog eens per medewerker die je treft bij de sociale dienst, blijkt uit Handhaving van de bijstandsregels – Uitvoerders zoeken ruimte voor eigen keuzes, van Paulien de Winter.
János Betkó doet als extern promovendus bij de Radboud Universiteit (afdeling Sociologie) onderzoek naar de effecten van het Nijmeegse bijstandsexperiment. Hij schrijft op Sargasso over deze proef met de bijstand.