DATA - Opnieuw blijkt uit vandaag gepubliceerde CBS-cijfers dat het maar niet wil opschieten met de ‘overspoeling’ van allochtone baby’s van Nederland. Ook de tsunami van moslimbaby’s blijft uit.
Kijk zelf maar. Hieronder staat het totaalbeeld van het aantal kinderen dat een vrouw gemiddeld krijgt, het zogenaamde vruchtbaarheidscijfer. Veel lijntjes, maar wel interessante lijntjes.
Gemiddeld moet een vrouw in haar vruchtbare periode iets meer dan twee kinderen krijgen om de bevolking op peil te houden. Iets meer dan twee ja, omdat er iets meer jongetjes worden geboren en er vrouwen overlijden voor het einde van hun vruchtbaarheid. Een vruchtbaarheidscijfer van ongeveer 2,1 houdt de bevolking dus in stand. (In de grafiek is die 2,1 met een streep-stippellijn aangegeven.) Het is duidelijk dat alle hier weergegeven groepen –op de Marokkaanse na- beneden die grens zijn gezakt. De Nederlandse bevolking was al in 1973 onder water (CBS). Zonder immigratie zal onze bevolking binnen de kortste keren onherroepelijk dalen. De grafiek maakt duidelijk dat Nederland hier wel hard naartoe op weg is. Het vruchtbaarheidscijfer van Marokkanen zakt snel en over een paar jaar zitten ook zij beneden de 2,1.
In 1996 was het vruchtbaarheidscijfer van de totale Nederlandse bevolking nog nauwelijks 1,5. In 2010 is die met een zesde gestegen naar 1,8. Die stijging is in zijn geheel toe te schrijven aan de autochtone bevolking. Het vruchtbaarheidscijfer van de allochtonen daalde in die periode, vooral door flinke dalingen bij de Turken en Marokkanen. Het Turkse en Marokkaanse vruchtbaarheidscijfer daalde in die periode namelijk met een kwart. De Surinaamse en Antilliaanse moeders volgen de autochtone bevolking. Het vruchtbaarheidscijfer van de niet-westerse bevolkingsgroep is gedaald naar 1,9 en die van de westerse is iets gestegen naar 1,55. Alsnog laag dus. De autochtone bevolking heeft nu een vruchtbaarheidscijfer van gemiddeld 1,80 kinderen per vrouw dat is zelfs hoger dan die van de allochtone bevolkingsgroep met 1,77. Zeer opmerkelijk.