COLUMN - De serie heet Naar bed. Ik ontdekte hem pas deze week, terwijl het verdorie al ’t tweede seizoen is dat de VPRO deze uitzendt. Het concept is doodsimpel: stellen stappen in bed, kijken de camera aan als ze eenmaal onder de lakens liggen en vertellen over hun relatie en de geschiedenis daarvan. Door de opstelling lijkt het alsof ze rechtstreeks tegen het publiek praten. En die setting – hun slaapkamer – zorgt meteen voor een grote mate van intimiteit.
Ze vertellen hoe ze elkaar hebben leren kennen, ze verhalen over hun gekibbel, over hun seksleven, over hun verwachtingen, hun hoop, hun teleurstellingen, hun ambities. Over hun angsten, hun zorgen, hun opluchting. Over hun liefde voor elkaar, en over hun onderlinge verschillen.
Natuurlijk is het geregisseerd – er is in de opnames gesneden, dat zie je soms ook, en de stellen zijn waarschijnlijk zorgvuldig uitgekozen. Maar wat we te zien krijgen is een prachtige parade van zeldzaam openhartige gesprekken, waarin lastige vragen en soms zelfs een confrontatie niet worden gemeden.
Het is frappant hoeveel je onderwijl aan het lichaam van al die mensen kunt aflezen. Het paar dat in een conflict verzeild is geraakt, laat hun onmetelijke afstand onwillekeurig keihard zien: ze kijken elkaar al die tijd dat ze in beeld zijn nooit recht in de ogen, en de een ligt met een afgewende schouder naast de ander. Een tweede stel bespreekt onderwijl een meningsverschil, terwijl ze elkaar liefdevol blijven aankijken en soms naar elkaars hand grijpen: ze bevestigen fysiek hun band, al pratende over hun conflict. Een derde stel kibbelt zich een slag in de rondte, maar verzucht dat ze ‘versmolten’ zijn. Je gelooft dat dan subiet.