Meer mensen op de wereld hebben een mobieltje dan toegang tot drinkwater, laat staan tot een toilet. In die zin kun je de digitale revolutie dus zeker een succes noemen. Er zijn ook legio voorbeelden te geven van mensen die zich dankzij internet aan de armoede hebben kunnen ontworstelen, bijvoorbeeld omdat ze op afstand de prijzen van gewassen kunnen bijhouden en op grond daarvan betere beslissingen nemen wat te verbouwen of wanneer te oogsten.
Maar, zo vroeg de Wereldbank zich af, als je er van een afstandje naar kijkt, los van de individuele successen, zijn samenlevingen als geheel er wat mee opgeschoten? En dan blijkt er nogal wat af te dingen op het succes, stelt een lijvig rapport, Digital Dividends, dat onlangs verscheen.
De reden is dat tegenover de verdiensten (economische groei, nieuwe diensten, innovatie, ontsluiten van kennis) ook schaduwzijden staan. De eerste is volgens de Wereldbank dat nog altijd zestig procent van de wereldbevolking offline is, al hebben de meesten inmiddels wel een telefoon. Weliswaar is de ongelijkheid in internettoegang niet zo groot als de ongelijkheid in inkomen, maar de minst bedeelden profiteren ook het minst. Internet biedt weliswaar iedereen in potentie toegang, maar het zijn de rijksten die er het meeste baat bij hebben. De digitale revolutie draagt daardoor niet bij aan het verminderen van de ongelijke verdeling van welvaart in de wereld. Integendeel.