NIEUWS - De economische ongelijkheid in Nederland groeit niet alleen, maar is ook nu al een stuk groter dan veelal wordt aangenomen, zo concludeert de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
Gisteren werd al bekend dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) een groeiende inkomens- en vermogensongelijkheid in Nederland signaleerde. De complete rapportage is hier te downloaden. Ook maakte de WRR een handige fact sheet (pdf). Zodoende is het niet al te moeilijk om de belangrijkste conclusies op een rijtje te zetten.
Inkomensongelijkheid
Met de inkomensongelijkheid gemeten als Gini-coëfficiënt (0 = iedereen heeft hetzelfde inkomen; 1 = één persoon heeft al het inkomen) valt het in Nederland wel mee. Afhankelijk van de gebruikte methode is Nederland een middenmoter dan wel een behoorlijk egalitair land.
Echter, zo schrijft de WRR (p. 16):
Inkomensongelijkheid gemeten in termen van de Gini-coëfficiënt zegt vooral veel over het wel en wee rond het midden van de inkomensverdeling. De ontwikkeling van deze index voor Nederland laat zien dat in het middensegment de inkomensongelijkheid niet sterk groeit. Maar omdat de Gini-coëfficiënt een beperkt beeld laat zien, worden de laatste jaren ook vaker andere ongelijkheidsmaten gebruikt.
Want wat gebeurt er bijvoorbeeld aan de top en aan de onderkant van de inkomensverdeling? […] Als we kijken naar het gemiddelde van de bovenste 10 procent versus het gemiddelde van de onderste 10 procent van de inkomensverdeling, een andere veel gebruikte maat, dan zien we andere ontwikkelingen in Nederland. Sinds het einde van de jaren negentig is de kloof tussen de hoogste en de laagste inkomensgroepen aanzienlijk gegroeid […]. Terwijl de Gini-coëfficiënt nagenoeg hetzelfde is gebleven, is het verschil tussen de top 10 procent en de onderste 10 procent gestegen. De populaire samenvatting van de Amerikaanse situatie ‘de armen worden armer en de rijken worden rijker’ is dus ook van toepassing op Nederland – evenals op andere Europese continentale landen […].