Voordat we verder gaan met deze reeks over een Europese historische canon, is het zinvol stil te staan bij de wijze waarop ze is samengesteld. Europees, historisch en canon zijn immers begrippen die toelichting vergen.
Een canon voor Europa?
Om te beginnen: een canon dient om op een bevattelijke wijze inzichten over te dragen. Het is een didactisch hulpmiddel, het is wetenschapscommunicatie. Een canon is niet het resultaat van wetenschappelijk onderzoek en de inhoud is niet in beton gegoten. Een canon is slechts een aanleiding tot discussie, een ladder die je na gebruik kunt wegwerpen. Niet méér. Neem canons dus nooit serieus.
De geschiedenis van Europa?
Dan: het gaat over geschiedenis. Hoewel een canon geen wetenschap is, is geschiedenis dat wel. U zult daarom geen individuen tegenkomen, maar wel enkele instituties, een handvol ideologieën, een stuk of wat processen en diverse gebeurtenissen. Het staat u vrij die terug te leiden tot handelingen van individuen (methodisch individualisme, in jargon), maar de geschiedvorsing heeft sinds de negentiende eeuw natuurlijk wel een genuanceerder causaliteitsbegrip ontwikkeld. Het is een wetenschap hè.
Het gaat mij bovendien om vormende krachten, om zaken die agency hebben bij de totstandkoming van het Europese huis. Ik ben geboeid door de evoluerende maatschappelijke structuur, niet door de façade. Daarom presenteer ik wel sociale en economische ontwikkelingen, plus politieke gebeurtenissen die zulke ontwikkelingen richting gaven, maar negeer ik de culturele uiterlijkheden. Dat is mijn keuze. U kunt zeggen dat Europa beter niet sociaalwetenschappelijk bekeken wordt en beter is op te vatten als een losse verzameling cultuuruitingen. Dan is Made in Europe, het mooie boek van Pieter Steinz, iets voor u.
De grenzen van Europa?
Ten derde: Europa. Ik heb de geografische grens van de Middellandse Zee en de Oeral gehandhaafd, al valt daarover een boom op te zetten. Bovendien ben ik inconsequent. Het eerste venster, het Romeinse Rijk, voldoet alvast niet. Desondanks heb ik de genoemde grenzen maar gehandhaafd en heb ik processen die niet specifiek Europees zijn, buiten beschouwing gelaten: verstedelijking, slavernij, intercontinentale handel en neoliberalisme. Hoe belangrijk ook, ze zijn groter dan Europa.
Omgekeerd heb ik weliswaar gezocht naar voorbeelden die voor heel Europa relevant zijn, maar is dat zelden helemaal gelukt. Dat is ook helemaal niet erg. Wie het anders wil, mag zelf een canon opstellen. Ik schrijf dat zonder sarcasme.
Tot slot: er is een temporele begrenzing. De Europeanen kregen hun DNA en hun talen in de uiteraard extreem cruciale Bronstijd. Maar een identiteitsgevoel was er, voor zover na te gaan, nog niet. Dat begint met de tweede-eeuwse “wij Romeinen” en evolueerde via “wij christenen” naar “wij Europeanen”, met een steeds veranderende “zij” en steeds veranderende grenzen. Discussie is mogelijk, altijd.
Al het bovenstaande is dus meer een richtlijn voor mezelf dan bindend voorschrift. Zoals iedereen die voor de klas staat kan bevestigen, zijn didactiek en wetenschapscommunicatie niet aan al te strakke regels onderworpen. Soms bereik je meer door het tegengestelde te doen van wat je zou moeten doen.
Tot slot
Ik kwam op het idee toen ik me realiseerde dat Europa feitelijk is op te hangen aan vier instituties: het Vaticaan, de Preußische Kriegsakademie, de Académie des sciences en het Britse Parlement. Christendom, oorlog, wetenschap, democratie. Daarover nadenkend heb ik een reeks voorgesteld in dit stuk, waarop ik allerlei reacties heb ontvangen. Die heb ik voor een groot deel kunnen verwerken. Zo heb ik ook voor mezelf de criteria aangescherpt.
Zoals gezegd: een canon is een uitnodiging tot discussie. Al was het maar omdat wie het verleden betekenis voor het heden wil geven, en dat is wat ik doe, automatisch het verleden verraadt. Elke nuance verdwijnt; zoals bekend is relevantie de grootste vijand van de geschiedenis. Ik hoop dat specialisten me het grote gebaar deze week willen gunnen, en dan kunnen we na de Europese verkiezingen weer tegen elkaar zeggen dat het eigenlijk anders zat. Want grote verhalen nuanceren is natuurlijk de historische core business.
In elk geval is de discussie al begonnen toen ik deze reeks besprak met Philip Dröge, de auteur van bewonderde boeken als Tambora, Pelgrim, Moresnet, Moederstad en De tawl). Hij stelde diverse belangrijke verbeteringen voor. Dank je wel Philip!
Dit artikel verscheen eerder bij Mainzer Beobachter.