Fel stuk op GeenStijl gisteren. Lees het eerst maar even hier.
***
Bent u er weer? Het gaat me niet om de concrete aanleiding (de affaire-Kinneging) en ook niet om Rutger Castricum, maar om de eigenlijke analyse. Wat mij daaraan opvalt, is dat ze nog zo sterk de sfeer uitstraalt van de jaren tachtig. De jongeren destijds analyseerden messcherp dat veel van de toenmalige bezuinigingsmaatregelen ten koste gingen van (a) jongeren en (b) de samenleving als geheel, en dat de generatie die de mond vol had gehad van idealen, haar eigen positie nooit ter discussie stelde. De babyboom was bezig met wat Rudi Dutschke de “Lange Mars door de Instituties” had genoemd, en was daarbij het hogere doel een beetje uit het oog verloren.
Het meest cynisch was, in mijn beleving, dat de babyboomers kortingen kregen op de aflossing van hun studieschulden, die werden gefinancierd door commerciële rente te rekenen aan de zittende studenten. De Utrechtse socioloog Becker rekende hen tot “de verloren generatie”, Doug Coupland schreef over Generation X, en een schitterend beeld van de ontgoocheling van die tijd is te vinden in Jan van Akens roman Het fluwelen labyrint.
GeenStijl beschouwt het optreden van Rutger Castricum als een goede manier om de hypocrisie van de babyboom te ontmaskeren. Dat roept twee vragen op. In de eerste plaats: wie moet daar dan nog van worden overtuigd? In elk geval niet de verloren generatie. In de tweede plaats: inmiddels verdedigt die verloren generatie hardnekkig en taai háár posities. We zouden een actuelere analyse verwachten, zo na een kwart eeuw.