COLUMN - Eigenlijk had ik vandaag een column willen wijden aan het Epos van Gilgameš. Gewoon een lief stukje over een oeroude tekst, waarin vragen aan de orde komen die wij nog steeds stellen. Maar de actualiteit moest weer eens zo nodig tussenbeide komen.
Die actualiteit is dat vorige week bekend werd dat kardinaal Ad Simonis, lange tijd het hoofd van de rooms-katholieke kerk in ons land, er al in oktober 2000 van op de hoogte was dat zijn hulpbisschop Jan Niënhaus vier ‘erotische stoeipartijen’ had gehad met een minderjarige. Simonis wist dit uit een brief van de betrokkene maar besloot de zaak te laten wat ze was.
Daarvoor had hij redenen. Ik deel die niet, maar ik kan me voorstellen dat mensen deze keuzes maken. Er was geen werkelijk bewijs: het zou het woord van de briefschrijver zijn geweest tegen dat van de hulpbisschop. Deze laatste was ernstig ziek en zou enkele weken later overlijden, zodat het een daad van compassie was hem niet met de klacht te confronteren. Ik weet niet of ik die keuze ook zou hebben gemaakt. Wat ik in elk geval niet begrijpen kan – nee, niet begrijpen wil – is dat de kardinaal, toen hij eenmaal begreep dat het verhaal waar moest zijn, besloot erover te liegen.