Bij de dood van de religiekritiek
OPINIE - Het is afgelopen met de religiekritiek, dat flinterdunne maskertje waarmee de racisten jarenlang probeerden hun rauwe haat jegens het niet-roomblanke volksdeel te vermommen tot iets acceptabels. De Marokkanenhaat wordt nu openlijk beleden.
Nu stelde die religiekritiek al geen reet voor, laten we eerlijk wezen. Ernstig homofobe machotiepjes die ineens de positie van homo’s in islamitische landen aankaartten – het was niet erg geloofwaardig. Misogyne puberblogjes die van dikke tietuh en lekkere wijvuh aan elkaar hangen en ineens over de positie van de vrouw in de islam gingen schrijven – tsja. Echte religiekritiek, diepgaande analyses van het denken in verschillende islamitische stromingen en het effect daarvan op de samenlevingen waar die stromingen de mainstream vormen – ik ben het niet tegengekomen. Vrijwel geen ‘islamcriticus’ heeft het überhaupt ooit over stromingen gehad. En laten we wel wezen, je kunt je geen muziekrecensent noemen als je niet weet wat jazz is of new wave, en nooit verder komt dan te stellen dat je een hekel hebt aan muziek.
Nu zelfs dat ongeloofwaardige sausje van intelligent discours verdampt is, blijven de droge aardappels van het racisme op het bordje achter. Dat kan geen verrassing zijn, want de partijleider van de haat riep in 2006 al uit dat hij wilde discrimineren. We wisten het allang – u, ik, Henk en Ingrid. Het religiekritiekpapje diende slechts om die aardappel gemakkelijker door de strot te krijgen. Dat is niet meer nodig. Het volk vreet zich zat aan racisme en is daar trots op. De pseudoniemen verdwijnen, de haat wordt onder echte naam feestelijk rondgebazuind.