Mohammed Benzakour vraagt zich af waar de Ramadangeest blijft.
Ook geen kopje koffie? Ook geen kopje koffie. Toch wel een slokje water? Nee, ook geen slokje water. En als je hoofdpijn hebt? Pech mevrouw, tanden op elkaar en doorpakken.
Al vanaf m’n vastendebuut in 1985 moet ik Nederlanders (jong/oud/gelovig/ongelovig/ geschoold/ongeschoold) uitleggen wat Ramadan inhoudt: ascese par excellence. Tenzij je kanker hebt of insuline spuit. Totale onthouding dus, van zonsopgang tot zonsondergang, of koranisch poëtisch gezegd: ‘vanaf dat een witte draad zich onderscheidt van een zwarte’.
Waarom wil de Ramadan na 40 jaar moslimmigratie maar niet doordringen in de Hollandse hoofden – terwijl intussen van allochtonen wordt verlangd het Wilhelmus hoofdelijk op te dreunen?
Vasten is beslist geen islamitische uitvinding. Hindoes doen het, boeddhisten doen het (oeposatha), de Inca’s en de oude Egyptenaren vastten, Joden vasten (een keer per jaar 25 uur), en ja, ook christenen kennen het ritueel. Nou ja, katholieken dan, die vasten op vrijdag door geen vlees maar vis te eten. Als mij elke vrijdagavond een dampende bord sardines escabeche wordt voorgeschoteld, teken ik er graag voor.
Maar, eerlijk is eerlijk, ook moslims prutsen maar wat. Ik heb altijd geleerd dat Ramadan een maand van soberheid is, solidariteit met de hongerigen, hun erbarmelijk lot lijfelijk invoelen. Nobel, nietwaar. Echter: het zonnetje is nog niet onder of de weelderige soepen, gebraden lamsbouten, eiersalades, vispasteitjes en druipende honing- en pannenkoeken vliegen over tafel. Het smikt, het smakt, het gast en boert non-stop tot het eerste ochtendgloren. Wat at Mohammed ook alweer? Handje dadels met kommetje geitenmelk.