De weke moraal van de christen-democratie
Eigenlijk best begrijpelijk dat Geert Wilders vorig jaar aanstuurde op een gedoogconstructie. De ideale positie om invloed op het regeringsbeleid uit te oefenen, zonder met het CDA in één kabinet te hoeven zitten. Want het totale gebrek aan moraal van die partij moet zelfs Wilders soms te ver gaan.
Over de PVV kun je natuurlijk beweren dat de voorstellen die ze doet vaak op het randje zijn, of eroverheen gaan, maar haar politiek bestaat vooral uit taal. Woorden die erop uit zijn frontaal te confronteren, maar die minder bereiken dan de praktijken van het CDA. En waar Wilders zijn taalstrijd in de openbaarheid voert, praktiseert het CDA politiek in de uitgestrekte schemerdonkere kerkers van de christen-democratie.
Taal wordt bij het CDA gebruikt als middel om wat ze praktiseert aan het zicht te onttrekken. En geregeld glijdt ze zelfs in de hypocriete spagaat waarbij haar woorden haar daden tegenspreken, omdat die in de regel weinig met elkaar te maken hebben. De afgelopen weken leverde weer enige voorbeelden op.
Met haar optreden vorige week illustreerde Van Bijsterveld beide praktijken. Ze riep ouders op zich meer over het onderwijs van hun kinderen te bekommeren, maar moest later erkennen dat ze dat zelf ook niet had gedaan. Dat liet ze aan de oppas over. De strategie hierachter – het met dit morele appèl afleiden van de aandacht voor de 300 miljoen aan bezuinigingen op het speciaal onderwijs – illustreert die andere praktijk en had meer succes. Door het kakelend ongenoegen van hardwerkende voorlees-klaar-overs verdween die pijnlijke bezuiniging naar de achtergrond, waar ze voor het CDA minder moeilijkheden oplevert.