Volentekriebels | Ik moet poepen
COLUMN - Vandaag is er geen Volentekriebels. Haha, 1 april, er is wél een Volentekriebels.
Op 1 april 1986 haalde ik een grap uit met mijn vader. Die grap bestond eruit dat ik zout in zijn thee deed. Mijn vader was toen ongeveer net zo oud als ik nu en als hij in die dagen ook maar een beetje op mij leek, dan zal hij gedacht hebben: Jezus, wat een supertrieste gast is mijn zoon. Vriendelijk als hij was veinsde hij echter dat hij het de grap van de eeuw vond en dat kwam mooi uit, want dat vond ik zelf ook.
Nu, ouder (veel) en wijzer (iets), weet ik dat het een grap van niets was. Wettelijk geldt mijn leeftijd (ik was vijf) misschien als verzachtende omstandigheid, maar ik besef dat ik het daarmee niet goed praat. Mijn vader had gelijk, ik was een supertrieste gast.
Bij een goede 1-aprilgrap maak je iemand iets onwaarschijnlijks wijs. Dat valt niet mee. De meeste grappen werken niet omdat ze ofwel te onwaarschijnlijk zijn, ofwel niet onwaarschijnlijk genoeg.
Een voorbeeld van het eerste. Piet Hein Donner stelde in 2009 voor om de werkweek van ministers en staatssecretarissen te verminderen tot maximaal 168 uur. Dat is zelfs voor een CDA’er niet grappig. Niemand trapte erin, behalve misschien Gerda Verburg.