COLUMN - Gisteren moesten de Oostenrijkers hun nieuwe president kiezen. Omdat de kandidaten van de middenpartijen in de eerste ronde waren afgevallen, ging deze verkiezing tussen twee kandidaten: van links en extreem-rechts. De Oostenrijkers moesten kiezen tussen groen en bruin, tussen oud en jong, tussen samenwerking en alleengang. Tussen Van der Bellen en Hofer. Ze kwamen er niet uit, ‘s avonds stond de teller nog steeds op 50/50. De briefstemmen, die vandaag worden geteld, zullen de winnaar bepalen. Deze politieke impasse legt de wortels van het huidige Europese probleem bloot: we hebben het centrum, het midden opgeblazen en onszelf opgezadeld met de uitersten.
Democratie is synoniem met compromissen sluiten. Kiezers hebben verschillende meningen, verschillende belangen, verschillende ideeën. In een verkiezingscampagne kan elke partij zijn eigen denkbeelden compromisloos uitdragen, maar in de politieke dagelijkse realiteit is het devies: luisteren, overleggen, onderhandelen en gezamenlijk een voor iedereen acceptabele oplossing zoeken.
Voor de kiezer, die op een belofte had gestemd, is dat vaak moeilijk te verkroppen. Politici leggen de achtergrond van gemaakte compromissen niet altijd duidelijk uit. Dit kan verschillende redenen hebben, bijvoorbeeld omdat het onderhandelingsproces ingewikkeld was of omdat het compromis voor henzelf niet gemakkelijk was. Menig politicus had graag meer voor zijn kiezers, voor zijn eigen ideeën en principes binnengehaald, maar heeft voor het gezamenlijk belang water bij de wijn moeten doen.