De puinhopen van tien jaar Pim
Op 20 augustus 2001 verklaarde Pim Fortuyn de politiek in te willen gaan. Achteneenhalve maand later al werd hij in Hilversum doodgeschoten door Volkert van der Graaf en werd het Binnenhof in Den Haag belegerd door zijn woedende aanhang. Het zijn beelden die ik niet gauw vergeet – de moord zowel als de eerste reacties erop waren diep schokkend.
Fortuyn leverde met zijn in 1997 uitgegeven boek Tegen de islamisering van onze cultuur een vroege bijdrage aan wat we nu het islamdebat noemen, maar het kreeg aanvankelijk weinig aandacht. Al meteen in augustus 2001 geeft hij in het Rotterdams Dagblad de richting van zijn denken aan, in woorden die nog altijd snoeihard zijn: “Ik ben ook voor een ‘koude oorlog’ met de islam. De islam zie ik als een buitengewone bedreiging, als een ons vijandige samenleving.” En begin september: “Je moet de moskeeën zien als mantelorganisaties … in de moskeeën worden martelaars gefokt.” Op de elfde van diezelfde maand vlogen twee vliegtuigen in de Twin Towers en leek professor Pim gelijk te krijgen. De achterlijke cultuur (ook dat zijn woorden van Fortuyn) had zich van zijn slechtste kant laten zien. Met het zogenaamde islamdebat is het sindsdien niet meer goed gekomen.