BRIEF - Geachte heer Opstelten,
u bent minister van Veiligheid en Justitie. Voorheen heette dat gewoon minister van Justitie, maar sinds kabinet Rutte-I vertrouwen we er blijkbaar niet meer op dat het justitieel apparaat onze veiligheid kan waarborgen. Dat zijn nu dus twee verschillende zaken, justitie en veiligheid. En veiligheid staat, letterlijk, voorop.
Met die veiligheidsportefeuille toont u zich dan ook een bezig bijtje. Op zichzelf is dat prettig, maar soms schiet u een beetje door. U lijkt, net als veel andere mensen, niet te beseffen dat Nederland in de hele geschiedenis nog nooit zo veilig is geweest als nu. Dat geldt overigens voor heel Europa. Toch oppert u maatregelen die doen vermoeden dat we in constante staat van oorlog verkeren.
Afgelopen zomer stond Nederland op zijn kop omdat er vijf Polen waren verdronken in natuurwater. Dat is natuurlijk heel treurig, want iedere dode is er één te veel. Aan de andere kant: als we het land inmiddels zó hebben ingericht dat zwemmen in natuurwater het gevaarlijkste is wat je kan overkomen, dan hebben we het behoorlijk goed. Het feit dat we ons druk maken over gevaarlijke zwemsituaties, is feitelijk een luxeprobleem.
Dat klinkt cru, maar is wel waar. Probeer ze in Israël, het Midden-Oosten, een willekeurig land in Afrika of Zuid-Amerika of zelfs in The Land of the Free maar eens uit te leggen dat koud water ons grootste gevaar is. In landen die dagelijks geconfronteerd worden met drugs- of burgeroorlogen, revoluties, ondervoeding, ziektes, natuurgeweld en highschool shootings, kijken ze niet op van vijf verdrinkingsdoden.