Het hoofdlijnenakkoord als nieuwe grondwet?

van Prof.Mr. Aalt Willem Heringa Waarom een noodwet asiel waarmee het parlement op grote achterstand wordt gezet? Omdat dat zo in het hoofdlijnenakkoord staat blijkt het antwoord. Is er dan een noodtoestand? Ja, want dat staat in het hoofdlijnenakkoord, en in ieder geval ervaren de mensen dat zo. Daarmee lijkt in de ogen van het kabinet tog nog toe dat akkoord van hogere waarde en orde dan gezond verstand en de juridische regels. Er is misschien wel een crisis, maar een crisis is niet hetzelfde als wat een noodtoestand in de zin van de Vreemdelingenwet (en andere wetgeving) is. Als alles wat we crisis noemen, en wat kiezers als zodanig ervaren, een noodtoestand is, kunnen we overgaan op noodwetgeving voor de zorg, huisvesting/wonen, en klimaat, of in het huidige kabinet de boeren. Maar er was toch een afspraak over de rechtsstaat gemaakt tussen de vier coalitiepartijen? Inderdaad, maar het heeft er veel van weg dat het hoofdlijnenakkoord als van latere datum en van hogere orde wordt beschouwd. Het zou de premier sieren om ook voor die afspraken in deze context aandacht te vragen. Maar, zo redeneren de PVV en haar ministers, afspraak is afspraak en die noodwet is nu eenmaal speerpunt van onze partij en opdracht van onze partijleider. En dat behoeft niet te verbazen: de PVV is een ledenloze partij waar Wilders wikt en beschikt. En kenmerk van autocraten is dat ze geen tegenspraak dulden en democratie alleen zien als middel om hun zin door te zetten. Dat de meerderheid van de kiezers niet op de PVV heeft gestemd is dan van ondergeschikt belang. Waar het om gaat is dat Wilders weet wat de meerderheid wil en dus niet toestaat dat parlement of andere rechtsstatelijke instellingen of procedures dat anders zien en er iets over te zeggen willen hebben. Dat blijkt uit de heftige oppositie van de PVV nog maar kort geleden tegen de noodwetgeving ten tijde van corona. Die oppositie toen en de wens daartoe nu laten zien dat er sprake is van gevaarlijk opportunisme. Er is dus niet alleen het gevaar van autocratische opportunisme en niet willen opereren langs de regels van het staatsrecht, maar ook van het gevaar dat staatsinstellingen en instituties tegen elkaar worden opgezet en worden geframed als anti democratisch. En dat opportunisme is natuurlijk ingegeven door het ontbreken van een meerderheid in de EK. Dus geen spoedwet, ook uit angst voor vertragingen in de TK. Ja, met een minister verantwoordelijk voor asiel die niet bepaald gekend is voor haar vermogen tot overleg en compromissen en samenspraak met beide kamers, zijn dat risico’s. Maar wettigt dat nu een noodwet? Een kabinet of minister dat/die niet op zoek gaat naar consensus, compromis, samenwerking? Wat als straks de RvS adviseert dat het instrument noodwet hier niet wettig is? Gaat het er in het kabinet dan straks om spannen of het toch doorgang kan gaan vinden? Dat zou dan toch geen punt van discussie moeten zijn? En wat als de rechter na de invoering van het noodrecht aangeeft dat die maatregelen niet door de beugel kunnen omdat de juridische basis ontbreekt? Dan zullen deze instituties daarop ongetwijfeld worden aangevallen. Kortom, het stramien is helder en herkenbaar: wettelijke en rechtsstatelijke belemmeringen moeten voor een hoger politiek doel worden geëlimineerd; instellingen en instituties die dwars (dreigen te gaan) liggen moeten worden zwart gemaakt; democratie verwordt tot de vermeende en geclaimde wil van de meerderheid als gearticuleerd door een coalitiepartij en haar leider. En het constitutionele hof van Omtzigt dan? Dat zal de stille dood sterven doordat dat zo zal worden bemenst dat ook dat hof zoals in Hongarije en Polen zal worden gelijkgeschakeld. En dan hebben we pas echt een crisis, namelijk een waarin de democratie en rechtsstaat het onderspit delven, en er een permanente noodtoestand is waarin het kabinet doet wat het vindt dat moet gebeuren omdat dat nu eenmaal zijn versie van democratie is. Dan zijn we pas echt in grote nood. Dit artikel verscheen eerder bij het Montesquieu Instituut. Aalt Willem Heringa is emeritus hoogleraar vergelijkend constitutioneel recht, Universiteit Maastricht.

Door: Foto: Vera de Kok, CC BY-SA 3.0 ,via Wikimedia Commons.

Een zeer zwakke minister

OPINIE - Minister van OCW Eppo Bruins kan de megabezuinigingen op onderwijs die hij doorvoert niet verkopen omdat hij er zelf niet achter staat. Slappe hap.

Een nieuwtje dat de laatste week onderbelicht is gebleven: de Nederlandse universiteitsbesturen praten niet meer met Eppo Bruins, minister van OCW. De Groningse bestuursvoorzitter Jouke de Vries kondigde het afgelopen maandag aan tijdens zijn toespraak bij de opening van het academisch jaar, maar andere universiteiten zwegen erover en zelfs de Groningse universiteitskrant UKrant vond het niet de moeite waard er iets over te schrijven. Alleen RTV Noord berichtte erover.

Terwijl het toch een opmerkelijk feit is. Nederlandse universiteitsbestuurders zijn over het algemeen nogal gezagsgetrouw. Bij eerdere bezuinigingen kozen ze er steeds voor om ‘aan tafel te blijven zitten’ – door te praten en proberen ieder openlijk conflict te vermijden. Maar nu maakt de minister het kennelijk zo bont dat zelfs deze mensen niet meer met hem willen praten, terwijl ze eerder ook al aankondigden mogelijk een rechtszaak aan te spannen tegen de bezuinigingen omdat deze de overheid onbetrouwbaar maken. Hun enige loyaliteit is kennelijk nog dat zij, met uitzondering van Jouke de Vries, dat niet openbaar maken.

Duidelijk argument

De minister betoont zich dan ook uitermate zwak. Hij is aangesteld op een hoofdlijnenakkoord waarin over zijn dossiers niets constructiefs wordt gezegd, alleen dat er enorm in moet worden gehakt: honderden miljoenen op de publieke omroep, bijna twee miljard op het onderwijs, waarvan ruim een miljard op het hoger onderwijs. Waarom er uitgerekend op het onderwijs, dat ook in betere tijden al zo’n veelgeplaagd object was van almaar krimp, zo gigantisch zou moeten worden bezuinigd is tot nu toe door niemand uitgelegd.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Foto: Belgian Presidency of the Council of the EU 2024 (cc)

Boycot om te beginnen de politiek

COLUMN - Woensdag kregen we weer een voorproefje van wat ons te wachten staat aan de universiteiten. Jarenlang is ons voorgehouden dat onderwijsinstellingen natuurlijk ‘neutraal’ moeten zijn, en zo staat het zelfs in het hoofdlijnenakkoord van de toekomstige nieuwe regering: politiek neutraal is het ideaal.

Maar ondertussen kunnen de partijen die sympathiek staan tegenover de regering in ruste, nu ze de macht hebben of minstens ruiken, het ook niet laten om zich meteen te gaan bemoeien met het beleid van de universiteiten. Verontrustend was het verslag van het Hoger Onderwijs Persbureau gisteren over een door de SGP ingediende Kamermotie.

In de nu aangenomen motie roept de Kamer de regering universiteitsbesturen op om “niet onder druk de banden met Israëlische instellingen te verbreken”. Die druk zou dan komen van “studenten, academisch personeel en demonstranten [die] op intimiderende wijze druk uitoefenen” voor een boycot van Israëlische academische instellingen.

Rusland

Ik heb hier al geschreven wat ik van een academische boycot vind: ik ben ertegen. De universiteit is een manier waarop internationaal debat wordt georganiseerd, en zulk debat breek je nooit systematisch af. Ik vind ook niet dat we Rusland moeten boycotten, of Iran, of Noord-Korea. Praten is altijd beter dan niet praten, dat vind ik.

Foto: Dietmut Teijgeman-Hansen (cc)

Het constitutioneel hof als kenmerk en symbool voor goed bestuur

COLUMN - Een van de door NSC bewerkstelligde punten in het Hoofdlijnenakkoord betreft de oprichting van een constitutioneel hof, een nieuwe rechterlijke instantie die wetten kan toetsen aan de grondwet. Wat betekent dit? Een column van Aalt Willem Heringa.

Natuurlijk is constitutionele toetsing belangrijk: is rechterlijke controle, langs de lat van grondwet, internationaal recht, EU-recht en fundamentele rechtsbeginselen belangrijk. Maar even zo belangrijk, zo niet nog crucialer, is dat wetgever en bestuur, niet van alles en nog wat laten aankomen op oordelen van rechter en eventueel een constitutioneel hof. Maar dat zij zelf inzetten op het voorkomen van rechterlijk ingrijpen.

Wanneer dat niet gebeurt, wordt de rechter, en straks het constitutionele hof, te vaak voor het blok gezet en genoodzaakt om wetgeving en bestuurshandelen in te perken. Met als onterecht, maar toch vaak geuit verwijt, dat rechters te veel ingrijpen in politieke besluiten.

We moeten (kunnen) verwachten dat wetgever en bestuur en de politiek bij het ontwerpen van regels en besluiten zich rekenschap geven van juridische grenzen in grondwet, verdragen, EU recht en fundamentele rechtsbeginselen en daarnaar handelen. En dus niet plannen smeden die welhaast zeker afstuiten op rechterlijke en Europeesrechtelijke veto’s. Dat zet de rechtsstaat alsdan waarlijk onder druk.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.