Links in Spanje
In de Spaanse politiek zijn er twee centrale tegenstelling: tussen links en rechts en tussen de centrale, Spaans-talige overheid in Madrid en de verschillende culturele minderheden en autonomie regio’s. Dat maakt de partijpolitiek uitermate gecompliceerd en bijna onvergelijkbaar met de Nederlandse politiek.
‘De’ Spanjaard bestaat niet. Er wonen in Spanje verschillende bevolkingsgroepen, die zich in meer of in mindere mate identificeren met Spanje. In het historische koninkrijk Castille, in het centrum van Spanje, rond Madrid, wordt de taal gesproken die officieel ‘Spaans’ wordt genoemd. Hier identificeren mensen zich het sterkst met Spanje. In de andere regio’s, zoals Baskenland en Catalonie, worden officieel erkende minderheidstalen gesproken. De verschillende regionale overheden hebben in meer of mindere autonomie, afhankelijk van de mate waarin de bevolking zich identificeert als een eigen nationale groep. Vraagstukken van identiteit en nationalisme kunnen uitlopen in gewelddadige conflicten, de terreur van de Baskische afscheidingsbeweging ETA is daar een traditioneel voorbeeld van.
In Nederland wordt regionalisme en nationalisme niet geassocieerd met linkse politiek. In Spanje is het streven naar een staat die niet puur Spaans is maar juist ruimte laten voor de diversiteit van regionale en nationale identiteiten een streven dat het meest met links geassocieerd wordt. De twee grootste politieke partijen zijn de centrum-rechtse, conservatieve Partido Popular (Volkspartij) en de centrum-linkse sociaal-democratische Partido Socialista Obrero Español (Socialistische Arbeiderspartij). Naast traditionele vraagstukken die links en rechts over heel Europa verdelen (bijvoorbeeld de relatie met Amerika en de rol van de staat in de economie), zijn deze partijen ook verdeeld over de vraag hoe de macht verdeeld moet worden tussen de centrale overheid en de regio’s. De sociaal-democraten willen meer macht afdragen aan de regio’s en de conservatieven willen de macht behouden voor Madrid.