Paul Teule werkt als freelance onderzoeker in Brussel en doet promotieonderzoek naar de geschiedenis en de toekomst van het BBP aan de Erasmus Universiteit.
Vandaag sloot het debat op economist.com over de vraag of het Bruto Binnenlands Product (BBP) een goede maatstaf is voor onze levenstandaard. Maar liefst 72% van de deelnemers vond van niet. En terecht. Het BBP is een hopeloos achterhaalde manier om te meten hoe goed het gaat met, of in een land. Dat ligt deels aan de methodiek van het BBP zelf, maar meer nog aan onze ongezonde focus op dit 75-jaar oude statistiekje.
Het BBP is een botte optelsom van de geldwaarde van alle verhandelde goederen en diensten (inclusief overheid) binnen een periode, vaak een jaar. De prijs van de verhandelde iPad en het salaris van de kleuterjuf telt mee, maar ook koopsompolissen, defensie uitgaven, of de bewaking van Geert Wilders. Het is de vraag of we wel zo blij moeten zijn met onze ‘economische groei’ als blijkt dat het BBP deels is gestegen omdat er meer politici bewaakt moeten worden. En dan hebben we het nog niet eens over de kwaliteit van de bewaking.
Het BBP meet vooral ook veel niet. Niet de waarde van huishoudelijk werk, vrijwilligerswerk (dat bijvoorbeeld leidt tot open source software). Het meet ook niet de negatieve effecten van vergrote productie op het milieu, of op onze geestelijke gezondheid, behalve als we milieuschade repareren, of naar de psychiater gaan. Dan stijgt het BBP. En naar dit BBP verwijzen we als we het hebben over ‘de economie’, of erger: onze ‘welvaart’.
In 1968 zei de democratische presidents-kandidaat Robert Kennedy het al: ‘het BBP meet alles, behalve dat wat het leven de moeite waard maakt.’ Duizenden (nobelprijs)economen, statistici en activisten hebben zich de afgelopen 50 jaar kapotgeërgerd aan de hegemonie van het BBP, en niet zonder succes. Nicolas Sarkozy, de Europese Commissie, de OESO, kleinere denktanks, ja zelfs politici als Andre Rouvoet zijn bezig met een alternatief.