Dit is een gastbijdrage van Merlijn Olnon. Hij is doctorandus in de Turkse Talen en Culturen (Universiteit Leiden), Advanced Master in Asian, African and Amerindian Studies (Research School CNWS, Leiden) en rondt momenteel een proefschrift af over de geschiedenis van de Europees-Osmaanse betrekkingen (Universiteit Leiden). In het dagelijks leven is hij wetenschappelijk boekverkoper bij Athenaeum Boekandel Amsterdam. Onderstaand artikel verscheen ook op: fadsandfancies.com
Onlangs voegde ook de regerende ChristenUnie zich bij monde van Gert-Jan Segers, directeur van het Wetenschappelijk Instituut van de partij, in het spreekkoor tegen een volwaardig EU-lidmaatschap voor Turkije en voor een geprivilegieerd partnerschap met dat land. Het opiniestuk waarmee hij dat deed (in het NRC van 28 oktober ’09) bood een korte en bondige samenvatting van het Turkije-sceptische sentiment van de gemiddelde Europese burger en menig politicus en opiniemaker, maar getuigde – net als dat sentiment zelf – van zo weinig historisch besef en intellectuele nieuwsgierigheid dat het tijd is het simplistische “voor” of “tegen” even te vergeten en de geschiedenis eens aan het woord te laten.
Wat er mis is met Turkije
Het Turkije-sceptische betoog luidt ongeveer zo: sommige Europese politici mogen Turkije dan een belangrijke partner vinden, de Europeaan voelt wel aan zijn theewater dat Turkije geen Europees land kan worden omdat het geen deel heeft gehad in de historische ontwikkeling die vanuit het westers Christendom, via Renaissance en Verlichting, resulteerde in onze tolerante en democratische samenleving. Dat het land sinds de jaren 1920 ingrijpend moderniseerde onder Atatürk en diens republikeinse opvolgers doet niet ter zake, want door elites doorgevoerde juridische en politieke veranderingen kunnen “nooit een geschiedenis en een cultuur veranderen” en Turkije zal dan ook altijd intoleranter, corrupter, autoritairder en vooral islamitischer blijven dan Europa lief is. Alle modernisering ten spijt zullen het eeuwenoude Europees-Turkse antagonisme en de daarmee samenhangende culturele verschillen sterker blijken dan de wens tot integratie. We moeten dan ook niet langer het onmogelijke verlangen (noch van de Europese burger, noch van de Turkse) en een alternatieve vorm zoeken voor de Europees-Turkse samenwerking.