De B-25 Mitchell: vliegend erfgoed
COLUMN - Ook als we geen coronacrisis hadden, zou ik een flink deel van mijn tijd thuis werken. Dat gaat echter niet altijd even gemakkelijk. Als een vliegtuig overkomt, verlies ik concentratie. Dat geldt ook voor bouwvakkers of andere kabaal. Of, als ik zit te werken in de trein, voor geklets in de stiltecoupé.
Petities om de vliegbewegingen van Schiphol terug te brengen tot een aanvaardbaarder niveau, of om rolkoffers uit de Amsterdamse straten te weren, of om de stiltecoupés te voorzien van automatische schietstoelen voor mensen die blijven kletsen, zal ik ongezien tekenen. Geluidsoverlast veroorzaakt hart- en vaatziekten. Het RIVM schat dat we door onvoldoende bestreden geluidsoverlast elk jaar ruim tachtig extra doden hebben.
Ik sympathiseer dan ook ten diepste met de mensen in Gilze, die deze zomer klaagden over een B-25 Mitchell-bommenwerper. Die vloog nogal laag over en bleef laag overvliegen. “Je kunt buiten geen gesprek meer voeren als het gevaarte overkomt.” Heel herkenbaar. Ik zou een grap over luchtdoelgeschut maken als die grap niet al duizend keer gemaakt was.
Er is aan deze zaak een andere kant. De B-25 Mitchell is niet zomaar een bommenwerper. De Britse luchtmacht heeft deze Amerikaanse vliegtuigen tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikt om Duitse stellingen in Europa te bombarderen. Ook het 320 Dutch Squadron van de RAF vloog met dit type. De Militaire Luchtvaart van het KNIL heeft B25s gebruikt in Nederlands Indië en bij de bevoorrading van geïsoleerde dorpen na de Zeeuwse Watersnoodramp vloog de Marine Luchtvaartdienst met dit toestel. Dit is vliegend erfgoed.