Stel je een land voor met een flink groeiende economie, 1,3 miljard mensen en zonder rechtszekerheid. Juist, China.
Een van de opvallendste rariteiten hier in het dagelijks leven is dat praktisch alles cash wordt betaald. Mooie flappen in het loonzakje, nieuwe broek, horeca, even een auto kopen voor 8000 euro, usw. Gas, water en elektra betaal je cash bij het desbetreffende staatsbedrijf op kantoor. Overschrijvingskaarten bestaan niet, internetbankieren komt zoetjes aan een beetje in zwang maar bied minder zekerheid dan cash. Papiergeld wordt driftig gekopieerd, Chinezen kopiëren immers graag.
Resultaat: rijen, eindeloze rijen. Gasrekening van 50 eurocent betalen kost al snel 2 uur omdat er nog honderden anderen dat ook willen. De huur kan overgemaakt worden, maar schrik niet als dat 3 uur wachten kost aan de balie of een uur bij een speciaal pinapparaat. Een bank met minder dan 50 wachtenden voor je is een geschenk waar je dan ook heel snel gebruik van moet (en eindelijk kan) maken.
Ronduit vervelend voor grote bedragen is het Chinese geld. De grootste denominatie is 100 RMB, ongeveer 10 euro. Heb je een goede week gedraaid met je restaurant, dan heb je al snel enkele duizenden biljetjes van honderd in handen. Er zijn “cash recycling” machines om deze in te nemen, maar die staan vrij scherp afgesteld. Met “gebruikt” geld wordt al snel 10% weer uitgespuugd omdat het, voor de machine, vals lijkt. Wat rest is de balie. De bankmedewerkers achter de balie hebben geldtelmachines, maar controleren toch elk biljetje op echtheid en tellen de machine na. De andere kant op idem, even 8000 biljetjes opnemen om die nieuwe auto te betalen kost de bankmedewerker al snel een half uur tot een uur telwerk. Je moet natuurlijk daarvoor nog wel eerst minimaal twee uur in de rij staan…