Anders nog iets? | Helemaal dood
COLUMN - Frédéric Chopin en ik hebben weinig met elkaar gemeen. Ten eerste ben ik namelijk geen pianovirtuoos. Ik weet wat een piano is. En ik weet dat er een toon uit komt wanneer je een toets aanslaat. Maar dat maakt me uiteraard, bij lange na, nog geen virtuoos. Hij leefde in de Romantische negentiende eeuw, ik in de HighTech twingste- en éénentwintigste eeuw. Chopin had daarnaast een aantal mislukte relaties met diverse vrouwen. Ik mag me al tijden gelukkig prijzen met één relatie en één vrouw. Verder maakte hij al op zevenjarige leeftijd muzikale composities en gaf hij op achtjarige leeftijd zijn eerste concert. Ik speelde op die leeftijd met de Lego en tekende op het behang. En zo zullen er ongetwijfeld nog veel meer verschillen tussen ons bestaan.
Toch hebben we ook een overeenkomst. Chopin was namelijk als de dood om levend te worden begraven. Vandaar ook dat hij in zijn testament liet vastleggen, dat zijn hart op een andere plek zou moeten worden bewaard na zijn dood. Op deze manier was hij er zeker van dat hij niet meer zou ontwaken in zijn grafkist.
En daar heeft hij een punt. Dat is voor mij ook het overwegen waard. Het komt namelijk sporadisch voor dat mensen voor dood worden aangezien, terwijl ze eigenlijk nog leven, of, erger nog, opnieuw gaan leven! Onlangs las ik een luguber nieuwsbericht hierover. In Brazilië was een tweejarig jongetje overleden aan een longontsteking. De familie had hem thuis opgebaard en een uur voordat de begrafenis zou plaatsvinden, veerde het jochie op uit zijn kist en vroeg om water. Daarna ging hij meteen weer liggen en werd hij door artsen voor de tweede keer dood verklaard. Tja, is dat een wonder, een menselijke fout of een nachtmerrie? Waarschijnlijk een combinatie van alle drie.