In landen met een twee partijenstelsel en een districtenstelsel met een winner take all-systeem is het gebruikelijk dat de toestand van de economie bepalend is voor wie de verkiezingen wint. De meeste kiezers weten aan welke kant ze staan, en zullen niet snel overlopen. De verkiezingen worden beslist door een kleine, betrekkelijk a-politieke middengroep, die hun keuze direct laten afhangen van hun economische situatie. Om die reden moeten de kansen van John McCain in de aanstaande presidentsverkiezingen bijzonder klein worden geacht.
In Engeland wordt Gordon Brown echter misschien de uitzondering die de regel bevestigd. Tot voor kort leek het vast te staan dat hij de volgende verkiezingen zou verliezen. Hij was niet mediageniek genoeg, de Engelsen waren Labour-moe na tien jaar Tony Blair, en de economische toestand verslechterde enigszins. Nu de economische toestand plotseling radicaal verslechtert, heeft Brown echter weer een kans. Leiders in zowel de VS als Europa waren bang om grootschalig in de economie in te grijpen. Gordon Brown hakte de knoop door, en kocht voor miljarden aan slechte leningen van banken. De rest van de wereld heeft zijn voorbeeld gevolgd, en Brown wordt alom geprezen.
Het was te verwachten dat Brown op dit moeilijke moment beter zou reageren dan andere regeringsleiders. Immers, in een vorig leven was Angela Merkel minister van milieu, George W. Bush gouverneur van Texas, en Nicolas Sarkozy minister van binnenlandse zaken. Gordon Brown daarentegen was 10 jaar lang ‘Chancellor of the Exchequer’, en heeft daarom op dit punt meer ervaring dan verder wie ook. De Britten kunnen nu overwegen of ze, in een tijd van economische crisis, toch niet beter af zijn met deze stugge, duistere domineeszoon uit Schotland.