ANALYSE - Zaterdag, rond 11 uur ’s ochtends, sloeg er een golf van opluchting door de VS. Na dagenlang nagelbijten kwam de ene na de andere nieuwszender met de officiële voorspelling dat Joe Biden het presidentschap zou winnen. Niet lang daarna vulden de steden zich met dansende menigtes, jubelend over de nederlaag van President Trump.
Ondanks de feestelijke stemming onder de achterban, is de teleurstelling bij veel Democratische politici groot. Peilingen en nieuwszenders deden geloven dat de Republikeinen een grote nederlaag stond te wachten, niet alleen in de presidentsverkiezingen, maar ook in het Huis van Afgevaardigden, de Senaat en in de lokale verkiezingen. De verkiezingen van 2020 zouden een eind moeten maken aan het Trumpisme.
Zo makkelijk gaf het Trumpisme niet op. Biden vs. Trump werd geenszins de “landslide” (grote overwinning, red.) die het had moeten zijn; in plaats van hun meerderheid in het Huis uit te breiden, zaten de Democraten opeens in de verdediging. Daarbovenop bleken in de meeste Senaatsverkiezingen de zittende Republikeinse senatoren sterker dan gedacht. Ten slotte werd de opmars van Democraten ook in de lokale parlementen gestuit.
Nu de overwinningsroes enigszins wegebt, wordt de partij met deze pijnlijke waarheid geconfronteerd: het presidentschap is binnen[1], maar de Republikeinse Partij van Trump is nog lang niet verslagen. Waar ging het mis?