serie

Duopolie

Foto: daisy.images (cc)

Nate Silver en Shaheen de Kameel

COLUMN - In Amerikaanse sporten honkbal en basketbal wordt statistiek uitermate serieus genomen. Statistische analyses bepalen strategieën, selecties en voorspellingen van analisten en de American Statistical Association heeft een eigen afdeling en tijdschrift voor sportstatistieken. Voetbal daarentegen wordt door velen beschouwd als te complex om samen te vatten in getallen, en voorspellers hebben vaak een twijfelachtig statistisch talent, zoals Paul de Octopus vier jaar geleden en zijn huidige opvolgers Kevin de WKavia en Shaheen de Kameel.

Voor het WK in Brazilië hebben de welwillende amateurs echter concurrentie van voorspellers met serieuzere statistische cv’s, zoals de onderzoeksafdelingen van PriceWaterhouseCoopers (PwC) en Goldman Sachs, en Nate Silver, het genie van de Amerikaanse electorale statistiek.

PwC concentreert zich in hun rapport met WK voorspellingen op het uitrekenen van simpele historische correlaties. Het rapport laat zien dat WK-success samenhangt met het aantal professionele voetbalspelers in een land, het aantal toeschouwers bij professionele voetbalmatches, het thuisvoordeel en de vorm van het team, gemeten door de pre-WK prestaties. Op basis van huidige stand van deze weinig verrassende variabelen produceren de accountants een voorspelling van de kracht van elk team, waarbij Brazilië als beste uit de bus komt.

Goldman Sachs produceert regressies die het aantal doelpunten van elk team in elke match proberen te voorspellen uit soortgelijke achtergrondvariabelen. In een volgende stap gebruiken de kansverdelingen van deze voorspelde doelpunten om voor ieder team de kans op WK winst uit te rekenen. Ook hier komt Brazilië als favoriet uit de bus, met bijna 50% kans om de cup mee naar huis te nemen. Ondertussen rekenen de bankiers ook nog even uit of winst op het WK goed is voor de plaatselijke beurskoers (ja, maar slechts voor een paar weken).

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Taximarkt Uberstuur

COLUMN - Na verboden in België en Duitsland, lijkt de weg in Nederland vrij voor de taxi-app Uber. Minister Henk Kamp geeft aan dat hij zelfs bereid is de wet aan te passen om ervoor te zorgen dat Uber zijn diensten aan blijft bieden. Toch biedt Uber zijn goedkoopste dienst niet aan in Nederland, juist doordat wetgeving in de weg staat. Henk Kamp mag dus aan de bak.

Allereerst wat het is: Uber is een app die vragers en aanbieders van autovervoer bij elkaar brengt. Zo kun je via de app de dichtstbijzijnde chauffeur die aangesloten is bij Uber zien en een ritje bij die chauffeur bestellen. Handig, want zo kun je meteen de dichtstbijzijnde taxi nemen, en hoef je niet eerst een taxibedijf te bellen zonder te weten of er wel een chauffeur in de buurt is. De app vermindert hierdoor transactiekosten door lagere voorrijkosten, en brengt vraag en aanbod zo beter bij elkaar. Gunstig voor zowel consument als taxibedrijf, zou je zeggen.

Meer controversieel is een tweede Uber-app, UberPop, waarbij ook chauffeurs zonder licentie ritten kunnen aanbieden. Aangezien je geen licentie nodig hebt voor Uberpop, is deze dienst aanzienlijk goedkoper. In Brussel en Berlijn is deze app inmiddels verboden, en na taxistakingen heeft Parijs een wet voorgesteld die chauffeurs zonder licentie verplicht 15 minuten te wachten voor ze een passagier mogen ophalen. Neelie Kroes is woedend over de verboden, en bepleit momenteel de Italiaanse overheid niet vergelijkbare wetgeving in te voeren.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Studentenopstand aan economiefaculteiten

COLUMN - Economiestudenten van ongeveer veertig studieverenigingen verspreid over de hele wereld zijn in opstand gekomen tegen het onderwijs aan hun faculteiten. In een manifest betreuren zij de eenzijdigheid van het curriculum en pleiten voor meer pluralistische en interdisciplinaire invloeden. Net als een eerdere actie van een groep studenten die op Harvard demonstratief een economiecollege verlieten (zie hier de reactie van de docent), heeft het manifest tot veel media-aandacht geleid, met positieve commentaren in onder andere in The Guardian, The New Yorker en, geloof het of niet, de Financial Times.

Het is mooi dat er een discussie wordt gevoerd over curricula aan universiteiten, en nog mooier dat studenten blijk geven van betrokkenheid en initiatief. Inhoudelijk hebben de studenten een aantal goede punten, zoals het idee dat de teloorgang van cursussen over de geschiedenis van het economisch denken de studenten essentiële context ontnemen. Interdisciplinaire kennisoverdracht is ook belangrijk, hoewel het een open vraag is hoeveel daarvan in een specialisatie economie terecht moet komen of in een bredere opleiding ‘sociale wetenschappen’. Hoe dan ook, onderwijsdecanen zouden deze suggesties serieus moeten nemen.

Helaas heeft de uitgelokte discussie ook populistische trekken. Ten eerste wekken diverse commentaren de indruk dat het ‘neoklassieke’ standaard curriculum marktwerking verheerlijkt. Hoewel docenten natuurlijk verschillende accenten kunnen leggen is dit over het algemeen niet waar. Standaard economische theorie poneert condities waaronder markten efficiënt werken, maar besteed veel aandacht aan de redenen waarom dit in veel gevallen niet zo is, zoals monopolies, externaliteiten, verschillen in informatie van marktdeelnemers etc. Ook het verwijt dat Keynes wordt overgeslagen is niet juist: iedere eerste jaars macrocursus heeft een centrale rol voor het IS-LM model, een interpretatie van het Keynesiaanse gedachtengoed.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Piketty: Ongelijk over ongelijkheid?

COLUMN - Sinds de Engelse versie van zijn boek Capital in the 21st century ongeveer een maand geleden uitkwam, kun je niet meer om Thomas Piketty heen. De Franse econoom beheerst het nieuws, schuift aan bij Nobelprijswinnaars en het aantal pagina’s aan lovende boekbesprekingen komt in de buurt van het 577 bladzijden tellende boek. De ophef was dan ook groot toen de Financial Times vorige week mankementen vond in Piketty’s data. Maar wie heeft er gelijk, Piketty of de Financial Times? En waar gaat het nu precies over?

Het boek van Piketty gaat over vermogensongelijkheid en wordt geroemd om de kwaliteit van de onderliggende data. Want hoewel data over inkomensongelijkheid redelijk goed te vinden is, is het een stuk lastiger om aan data te komen over vermogensongelijkheid. Er bestaan wel studies over vermogensongelijkheid, maar die beslaan meestal verschillende korte perioden. Grof gezegd plakt Piketty de data uit die studies aan elkaar en hier lijkt iets mis te zijn gegaan. Want wanneer de Financial Times reconstrueert hoe de data uit de onderliggende studies verwerkt is, lijken arbitraire keuzes gemaakt te zijn, waarbij bijvoorbeeld een percentage met twee wordt opgehoogd, of data uit een verkeerde cel wordt overgenomen.

Wanneer de Financial Times dan nog eens kijkt naar de onderliggende data, blijkt ineens dat de ongelijkheid in met name het Verenigd Koninkrijk niet omhoog is gegaan in de laatste vijftig jaar, maar juist omlaag. En wanneer je deze nieuwe data gebruikt, en ook nog eens de ongelijkheidscijfers per land weegt naar populatie in plaats van een ongewogen gemiddelde per land, blijkt dat ook vermogensongelijkheid in Europa niet stijgt maar juist licht daalt.

Foto: daisy.images (cc)

Eurolasten

COLUMN - Geen enkele politicus praat graag over nieuwe belastingen. De meeste partijen in de Europese campagne durven hun vingers dan ook niet te branden aan aan de discussie over directe belastingheffing door de EU. De angst om de Eurosceptische kiezer weg te jagen met het spookbeeld van een ‘blauwe envelop’ uit Brussel overheerst. Alleen D66 zegt in haar verkiezingsprogramma expliciet dat ‘op termijn’ meer Europese belastingen een goed idee zijn, zonder daarover verder in detail te treden.

Dat is jammer, want de belangrijkste huidige financieringsbron van de EU, de afdrachten van de lidstaten, is een eeuwig terugkerende bron van koehandel en politieke spelletjes. De afdrachtkorting van verschillende landen, waaronder Nederland, zijn steeds opnieuw inzet van tijdrovende onderhandelingen.

Daarnaast zijn er goede economische argumenten voor het invoeren van belastingen op Europees niveau. De EU kan namelijk belasting kan heffen op grondslagen waarop de nationale staten zelf geen grip hebben. Vorige week schreef Duopolie al over de voors en tegens van een belasting op financiële transacties, waarvan de linkse partijen in Europa wel voorstander zijn. Het is duidelijk dat zo’n belasting meer zin heeft op Europees dan op nationaal niveau omdat kapitaal makkelijk tussen de individuele lidstaten kan bewegen.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Transactiebelasting

COLUMN - Elf Europese landen voeren vanaf 2016 een belasting op financiële transacties in. Dit betekent dat een investeerder elke keer dat hij een aandeel koopt, een kleine belasting betaalt op die transactie. De belasting wordt ingevoerd zodat banken betalen voor de overheidssteun ze ontvingen tijdens de crisis. Maar het is sterk de vraag of de financiële sector er ook stabieler van wordt.

Een transactiebelasting wordt ook wel Tobin tax genoemd, naar de Nobelprijswinnende econoom. Hij bedacht dat een kleine belasting van bijvoorbeeld 0.5 procent op elke wisselkoerstransactie wisselkoersspeculatie afremt. Minder speculatie zorgt dan voor stabielere wisselkoersen en daardoor meer internationale handel. Die belasting werd dan het liefst wereldwijd ingevoerd en de opbrengsten konden naar het IMF of de Wereldbank.

En de opbrengsten kunnen hoog zijn. Elke dag gaan vele miljarden om in de handel in waardepapier, zodat zelfs een belasting van zeg 0.1 procent een behoorlijke opbrengst kan hebben. Een groep ngo’s die campagne voert onder de naam Robin Hood Tax, schat de opbrengsten op honderden miljarden dollars per jaar. Belasting heffen moet je toch, en door een Tobin tax kan de belasting op arbeid misschien wel omlaag.

Er zitten wel haken en ogen aan de belasting. Allereerst is het lastig om een belasting wereldwijd in te voeren. Slimme investeerders mijden landen die de belasting invoeren en zoeken belastingparadijzen uit om hun aandelen te kopen, zodat landen de prikkel hebben niet mee te doen. Ook valt de belasting te omzeilen door juist te speculeren op de groepen waardepapier die niet onder de belasting vallen. En wanneer de belasting succesvol is, neemt het aantal transacties af, waardoor de inkomsten lager uitvallen. Dit zijn ongeveer de ervaringen van Zweden, dat in de jaren tachtig een transactiebelasting invoerde op aandelen.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Vergroot het internet politieke polarisatie?

COLUMN - Nieuwsvergaring op het internet wordt maar in beperkte mate gedreven door de wens om een bestaande mening te versterken, volgens een pas gelauwerde econoom.

Invloedrijke sociale wetenschappers beweren dat het internet een soort ‘echo-kamer’ is, waarin mensen elkaar versterken in hun (radicale) meningen en de tegenargumenten links laten liggen. Econoom Matthew Gentzkow deed empirisch onderzoek naar die claim en andere aspecten van de markt voor nieuws. Voor zijn werk won hij twee weken geleden de prestigieuze John Bates-Clark Medal, een onderscheiding die elke twee jaar wordt uitgereikt aan een econoom jonger dan veertig jaar.

In een artikel over echokamers, proberen Gentzkow en zijn collega Shapiro de mate van ideologische segregatie op het internet te meten. Daartoe kwantificeren zij eerst 119 nieuwswebsites in de VS op een schaal van 0% conservatief tot 100% conservatief. Zo wordt bijvoorbeeld foxnews.com als zeer conservatief, en nytimes.com als weinig conservatief ingeschaald. Vervolgens delen ze het zoekgedrag van internetgebruikers in een onderzoekspanel in als conservatief of liberal, op basis van de ideologische inhoud van de nieuwspagina’s die de gebruikers bezochten.

Hieruit berekenen de auteurs de zogenaamde ‘isolatie-index’ die de segregatie van het internet weergeeft. De index is het verschil tussen de ideologische nieuwsconsumptie van gebruikers die zichzelf als conservatief bestempelen, en gebruikers die zich als liberal omschrijven. Gentzkow en Shapiro schatten dat het nieuws dat de conservatieven in hun panel consumeren een gemiddelde inhoud van 60,6% conservatief heeft, terwijl dat voor liberals gemiddeld op 53,1% conservatief ligt. Op het internet bedraagt de segregatie, oftewel de isolatie-index, dus 7,5 percentpunt (pp).

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | CoCo

Bij het horen van CoCo denk je misschien in eerste instantie aan een modeontwerpster, een talkshow-presentator of de bijnaam van George Costanza uit Seinfeld. Maar voor Duitse banken betekent de term sinds kort een aanzienlijke bron van nieuw waardepapier. Converteerbare obligaties (Contingent Convertible Bonds, ofwel CoCo’s) zijn volgens sommigen dé manier om te zorgen voor meer financiële stabiliteit. Maar het is sterk de vraag of converteerbare obligaties de problemen in de financiële sector oplossen.

Allereerst wat het is: Een converteerbare obligatie is converteerbaar omdat deze wordt omgezet in aandelen zodra er een bepaalde gebeurtenis plaatsvindt. Wat die gebeurtenis precies is, verschilt per obligatie. Omzetten kan automatisch, bijvoorbeeld wanneer het aandelenkapitaal te laag wordt, of op initiatief van de toezichthouder. Als voorbeeld: in 2010 was de Rabobank een van de eerste banken die converteerbare obligaties verkocht. Die obligaties werden omgezet in eigen vermogen zodra het eigen vermogen minder dan 7% van de activa waard was.

Converteerbare obligaties vormen een extra buffer wanneer banken flinke verliezen maken: wanneer een bank in de problemen dreigt te raken, veranderen de obligaties in aandelen zodat de bank extra aandelen heeft en minder schuld. Met een beetje mazzel zorgt dit ervoor dat de bank dan niet failliet hoeft te gaan, wat de kans op overheidsingrijpen verkleint.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Het Kaaimankrijk der Nedeilanden

COLUMN - Het meest opzienbarende aan Starbucks’ beslissing vorige week om haar hoofdkantoor van Nederland naar het Verenigd Koninkrijk over te hevelen was dat Starbucks überhaupt een hoofdkwartier in Nederland had. In diverse media rakelde dit de discussie over Nederland als belastingparadijs weer op.

Eigenlijk is er niet zo heel veel om discussie over voeren. Dit rapport van de ngo SOMO uit 2006 toont overduidelijk aan dat wij een belastingparadijs zijn. Nederland is weliswaar niet helemaal vergelijkbaar met bijvoorbeeld de Kaaimaneilanden, die bij gebrek aan een eigen economie eenvoudigweg nauwelijks kapitaalbelastingen heffen, maar Nederland heeft bewust mazen in haar fiscale wetgeving die het mogelijk maken om door middel van boekhoudkundige trucs (zoals de welluidende ‘Dutch sandwich‘) een fractie van die 25% te betalen, zonder echt economisch actief te zijn in Nederland.

Multinationals worden vooral aangetrokken door de zogenaamde ‘deelnemingsvrijstelling‘, die – onder bepaalde, milde condities – de dividenden, rente en koerswinsten van dochterbedrijven vrijstelt van vennootschapsbelasting. Bovendien geldt dat dividenden die worden uitgekeerd tussen een Nederlands vennootschap en een dochteronderneming in één van de ongeveer honderd landen waarmee Nederland een belasting verdrag heeft (behalve EU landen) niet of nauwelijks worden belast.

Achter deze constructies steekt het redelijke idee dat bedrijven niet twee keer belasting betalen over hun winst. Maar omdat de vrijstelling veel hoger en makkelijker toegankelijker is voor multinationals dan in andere landen ontstaat een prikkel om dochterbedrijven onder te brengen bij een papieren hoofdkantoor in Nederland, een strategie die gevolgd wordt door onder andere Volkswagen, IKEA, Gucci, Pirelli, en Prada. Ook de belangen van U2, David Bowie en Rolling Stones zijn in ons land vertegenwoordigd, omdat Nederland nauwelijks belasting op royalties uit verdragslanden heft.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Predator

COLUMN - In België concurreert Albert Heijn oneerlijk, tenminste volgens concurrenten. Zij zijn niet blij met de lage inkoopprijzen die Albert Heijn afdwingt en de lage prijzen die de supermarkt hierdoor aan de consument doorberekent. Premier Kris Peeters heeft Albert Heijn er inmiddels op aangesproken en de supermarkt heeft beloofd zich voortaan aan een vrijwillige Belgische gedragscode voor eerlijke handelspraktijken te houden.

Het is niet de eerste keer dat politiek zich bemoeit met oneerlijke concurrentie en het zal ook niet de laatste keer zijn. De Sherman Act uit 1890, die de basis legde voor mededingingswetgeving in de VS, kwam bijvoorbeeld deels tot stand doordat kleine bedrijven klaagden dat grotere bedrijven ze de markt uit drukten met lage prijzen.

Je kunt je hierbij afvragen wat er precies mis is met lage prijzen. In principe verwacht je dat lage prijzen vooral goed zijn voor de consument, en dus de welvaart verhogen. Problemen ontstaan pas wanneer concurrenten failliet gaan en er nog maar één bedrijf overblijft dat vervolgens hogere prijzen kan voeren. Deze strategie, waarbij een bedrijf prijzen voert onder de kostprijs om concurrenten de markt uit te drukken, wordt wel predatory pricing genoemd en heeft een dubieuze reputatie in de economische literatuur.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Waarom werken Amerikanen meer dan Europeanen?

COLUMN - De afgelopen maanden was ik op werkbezoek bij een bij een universiteit in de Verenigde Staten. Net zoals bij mijn eerdere bezoeken viel me op hoe lang de mensen werken. Dat is niet alleen mijn indruk: data van de OECD laten zien dat een werkende Nederlander in 2012 gemiddeld 1381 uur per jaar werkte, terwijl een Amerikaan 1790 uur klokte, bijna 30% meer dus. Hoewel Nederland door de vele parttime banen een uitschieter naar beneden is, werken Duitsers (1397 uur) en Fransen (1479 uur) ook een stuk minder lang dan Amerikanen.

Verschillende economen hebben verklaringen aangedragen voor dit grote verschil. In een artikel uit 2004 argumenteert Edward Prescott op basis van simulaties van een theoretisch model, dat verschillen in werkdruk worden veroorzaakt door verschillen in belastingdruk. Doordat de inkomstenbelastingen sinds de jaren zeventig in de VS. flink zijn gedaald ten opzichte van de belastingen in Europa, is het voor Amerikanen aantrekkelijker geworden meer te werken. Dat klopt met het feit dat (West) Europeanen in de jaren zestig nog harder werkten dan Amerikanen.

Alesina, Glaeser and Sacerdote (AGS) bekritiseren deze simulaties, omdat het aantal uren dat mensen extra gaan werken bij een hoger nettoloon (‘de aanbodselasticiteit van arbeid’) in de meeste studies veel lager is dan Prescott aanneemt. AGS komen met twee nieuwe hypothesen. Ten eerste kunnen sociale drijfveren het effect van belastingen vergroten. Vrije tijd is waardevoller als anderen ook vrije tijd hebben, zodat je samen dingen kunt doen. Ook is het vervelend minder te verdienen dan je buurman, dus als hij harder werkt, doe jij dat misschien ook. AGS vinden wel wat bewijs hiervoor, maar de grootte van de effecten is te klein om het verschil volledig te verklaren.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Bankier Barnier

COLUMN - In de VS is gisteren de ‘Volckerregel’ tegen bankieren voor eigen rekening ingegaan. In het VK trad afgelopen december de Banking Reform Act in werking. Ondertussen schiet het in de rest van Europa nog niet echt op met het hervormen van de bancaire sector.

Michel Barnier, Eurocommissaris voor de interne markt, deed in januari weliswaar een voorstel, maar dat wordt niet behandeld door het Europees Parlement, omdat het te dicht op de verkiezingen ligt. Maar ook als het voorstel niet zo dicht op de verkiezingen had gelegen, was het de vraag geweest of de bancaire sector ook echt stabieler was geworden door het voorstel. Want wat staat er nu eigenlijk in?

Het belangrijkste aspect van het voorstel van Barnier  is dat dertig grote banken in Europa voortaan een verbod krijgen op handel voor eigen rekening, ongeveer zoals de Volckerregel in de VS. Daarnaast mogen banken sowieso niet te veel handelsactiviteiten ondernemen, of die nu in het belang van de klant zijn of voor eigen rekening. Als de handelsactiviteiten boven een bepaalde grens uitkomen, kunnen toezichthouders de bank dwingen die activiteiten af te stoten.

Op zich is het wel begrijpelijk dat Barnier de regels maar voor dertig grote banken wil laten gelden, omdat juist die grote banken voor problemen zorgen wanneer ze in financiële moeilijkheden komen. Maar door de regels niet voor alle banken te laten gelden, worden soms vreemde scheidslijnen getrokken. Voor Nederland vallen bijvoorbeeld ING en Rabobank onder het voorstel, maar ABN AMRO niet. Dit terwijl de Nederlandse overheid ABN AMRO nationaliseerde toen de bank failliet dreigde te gaan. De keuze voor dertig banken lijkt redelijk arbitrair, en bepaalde banken ontspringen de dans, ook al zijn ze evident systeemrelevant in de ogen van nationale overheden.

Vorige Volgende