serie

Duopolie

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Afscheid

COLUMN - Na vijftig columns neemt Duopolie afscheid op Sargasso. Joël is vanaf half oktober weer terug met een nieuwe coauteur en een nieuwe column over gedragseconomie, Mark verlaat Sargasso om zich te richten op het afmaken van zijn proefschrift. In deze column een korte reflectie op een jaar Duopolie.  En omdat we nu eenmaal economen zijn, hoort daar een statistische analyse bij waarin we onderzoeken welke columns reacties en plusjes opleveren en waarom.

Uit het histogram in bijgaande figuur valt op te maken onze stukken meestal tussen de 5 en 14 plusjes hebben, met een maximum van 29 (voor Opstelten’s achterhoedegevecht). Het aantal reacties loopt sterk uiteen: vaak zijn het er maar een paar, maar er zijn een aantal uitschieters, en het hoogste aantal reacties is 68 (voor Leefbaar loon).

Figuur: Histogram reacties en plusjes.

Histogram Duopolie

 

Om erachter te komen welke columns reacties en plusjes opleveren en waarom, hebben we een simpele inhoudsanalyse van onze columns uitgevoerd. Elke column kreeg een cijfer voor kwaliteit, complexiteit, beleidsmatigheid, de mate van opinie en hoe “rechts” het stuk was. Tegen de regels van de inhoudsanalyse in hebben we dit zelf gedaan, waardoor de data niet helemaal objectief te noemen zijn, hoewel we het samen wel vaak eens waren.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Overheidsfalen

COLUMN - Liberalen hebben het zwaar te verduren op Sargasso. Ze ontkennen wetenschappelijk onderzoek, zijn intellectueel failliet, oneerlijk, en dode liberalen zijn sympathieker dan levende. Tegelijkertijd zal het de oplettende lezer opgevallen zijn dat Duopolie vaak weinig opheeft met overheidsingrijpen, zelfs in de financiële sector. Waar komt die onenigheid vandaan?

Allereerst is de tegenstelling markt-overheid niet absoluut. Goed werkende markten kunnen niet bestaan zonder overheid. Eigendomsrechten moeten worden beschermd, kartelvorming tegengegaan, en zonder een goede infrastructuur kan er van een markt nauwelijks sprake zijn. In plaats van een absolute tegenstelling gaat het dus om nuances in de hoeveelheid overheidsinmenging in de markt. Dit is vooral afhankelijk van het gewicht dat je geeft aan overheidsfalen.

Net zoals markten kunnen falen, kunnen ook overheden dat. Overheden hebben weinig prikkels tot efficiëntie, zijn onderhevig aan politieke belangen en leiden via belastingen tot gedragseffecten. Prijzen vormen een krachtig allocatiemechanisme: degene die het meest wil betalen voor een product, koopt het product. En prijzen geven prikkels: hogere prijzen stimuleren concurrentie, zodat degene die het product het goedkoopst aan kan bieden het product produceert. Wanneer de overheid ingrijpt, gaat dit mechanisme deels verloren. In de financiële sector kun je dan bijvoorbeeld denken aan grote banken die een concurrentievoordeel hebben omdat de overheid ze redt als ze failliet dreigen te gaan.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | De psychologie van het ijswater

COLUMN - De Ice Bucket Challenge (IBC) heeft in recordtijd de wereld veroverd. Voor wie het gemist heeft: in de IBC gooien mensen een emmer ijswater over zich heen en dagen anderen uit om hetzelfde te doen, om de aandacht te vestigen op de ziekte ALS. De actie groeide in korte tijd uit tot een enorme hype op sociale media waaraan ook vele beroemdheden meededen. Een dertig jaar oude versie van de IBC helpt de psychologische aantrekkingskracht van het fenomeen te verklaren.

In 1984 publiceerden de psychologen George Quattrone en Amos Tversky de resultaten van een experiment waarin deelnemers eerst een trainingssessie op een hometrainer moesten afwerken. Daarna kreeg de helft van de proefpersonen te horen dat mensen met een sterk hart na een trainingssessie een langere tolerantie hebben voor kou. De andere helft kreeg juist te horen dat een sterk hart een kortere tolerantie impliceert. De deelnemers werden gevraagd hun arm in een emmer ijswater te steken om hun hartconditie te testen. De deelnemers in de groep die dacht dat kou-tolerantie een signaal was voor een sterk hart hielden hun arm veel langer in het ijswater dan de deelnemers in de andere groep.

De ijswatertest was verzonnen, en zelfs als ze zou werken was ze slechts een diagnostische test van je hartconditie: Natuurlijk kan je de conditie van je hart niet beïnvloeden met behulp van een emmer water. De proefpersonen wilden dus blijkbaar voornamelijk zichzelf overtuigen van het feit dat ze een sterk hart hebben door de test (onbewust) te manipuleren.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Ondoorzichtige bank

COLUMN - Eén van de redenen dat de financiële crisis zo’n diepe impact heeft gehad, is dat banken zo ondoorzichtig zijn. Niemand wist precies welke banken goede en slechte kredieten op hun balans hadden staan, zodat geen bank meer geld aan een andere bank wilde lenen, en de ECB moest ingrijpen met een flinke som geld. Maar waarom zijn banken eigenlijk zo ondoorzichtig? En moeten banken niet veel transparanter worden?

Ten opzichte van andere bedrijven zijn banken automatisch een stuk minder transparant, omdat de bezittingen moeilijker op risico te schatten zijn en door de veranderlijkheid van de bezittingen. Een belangrijke manier waarop een bank waarde toevoegt, is door kredieten te verstrekken en te beheren die vaak moeilijk op waarde te beoordelen zijn. De ene hypotheek is de andere niet, en een bedrijvenkrediet aan bijvoorbeeld Unilever heeft een ander risicoprofiel dan een krediet aan de makers van de volgende Candy Crush. Banken met een op het oog zelfde portefeuille, kunnen hierdoor sterk verschillen in risicoprofiel.

Transparantie is daarnaast lastig omdat de bezittingen van banken sterk verhandelbaar zijn. In principe kan een bank met een paar drukken op een knop zijn risicoprofiel compleet veranderen, zodat een momentopname van de bezittingen van een bank op een volgend moment alweer niet meer hoeft te kloppen. De verhandelbaarheid en moeite van risicoprofiel inschatten zetten een limiet aan hoe transparant een bank kan zijn.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Concurrentie op de hypotheekmarkt

COLUMN - Het schiet nog niet echt op met de concurrentie op de Nederlandse hypotheekmarkt. De Rabobank, ABN Amro en ING hebben samen zo’n tachtig procent van de markt in handen en lijken een ijzeren greep op de markt te hebben. De hypotheekrente gaat steeds verder omlaag, maar ligt nog een stuk boven de hypotheekrente in de rest van Europa (zie ook bijgaand plaatje), en een heel stuk boven de ECB-beleidsrente van bijna nul procent.

Interestvoeten

Ook als je wat dieper ingaat op de kosten van financiering voor die hypotheken, zoals ik met UvA-hoogleraar Maarten Pieter Schinkel deed, blijkt dat de marge op hypotheken in Nederland hoog blijft, en de laatste maanden verder oploopt.

Tegelijkertijd vraag je je dan af waar de nieuwe toetreders blijven. Een jaar geleden stonden de kranten nog bol van Duitse hypotheekaanbieders die met honderden miljarden euro’s de Nederlandse markt zouden betreden. Maar dit bleek niet meer dan een prematuur plan van een makelaarskantoor in Deventer, de honderden miljarden zijn er nooit gekomen. Maar waarom treden buitenlandse hyptheekaanbieders niet tot de Nederlandse markt toe?

Uit interviews die KPMG hield onder buitenlandse banken in opdracht van de Autoriteit Consument en Markt (ACM: de opvolger van de NMa), blijkt dat buitenlandse banken niet toetreden vanwege gepercipieerde risico’s en omdat DNB toetreding lastig maakt. Allereerst de risico’s: die hebben met name te maken met hoge hypotheekleningen ten opzichte van de onderliggende waarde. In Nederland ligt die loan-to-value rond de 100 procent voor iemand die voor het eerst een huis koopt, tegenover een Europees gemiddelde van 80 procent. Vaak staan hier garanties tegenover, zoals bijvoorbeeld levensverzekeringen of een garantie van de NHG, maar voor een buitenlandse bank zal het moeilijk zijn zo’n hoge loan-to-value te verantwoorden naar de kapitaalverstrekkers.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Zinloos geweld

COLUMN - De gruwelijkheden van IS blijken een effectieve terreur-strategie op de korte termijn, maar hebben een dubieuze houdbaarheid.

“Barbaars”, zo betitelden onder meer president Obama, en premiers Cameron en Abott de activiteiten van de IS in Iraq. De wandaden bestaan onder andere uit rituele kruisigingen, op staken gestoken kinderhoofden en levend begraven mensen. “Ik kan niet begrijpen waarom iemand zoiets zou doen”, verzuchtte een familielid van de getroffen Yazidi-stam op het NOS journaal.

Hoewel de diabolische aard van de IS onomstreden is, dienen de gruwelijkheden ook een strategisch doel. Een reputatie voor meedogenloosheid verspreidt angst en paniek onder tegenstanders. De maffia maakt al tijden gebruik van plastische intimidatietactieken, met als fictief voorbeeld het beroemde paardenhoofd in de Godfather-film. In de recente strijd tussen Mexicaanse drugskartels werden onthoofdingen gebruikt om de tegenstanders en de bevolking te intimideren. Zelfs de gemiddelde bully op het schoolplein maakt gebruik van ogenschijnlijk zinloos geweld.

Dat het extreme geweld van de IS ten minste deels bestemd is voor de buitenwereld blijkt wel uit het feit dat IS er op sociale media mee adverteert, en er zelfs een tijdschrift en een Twitter-app (“Dawn”) op nahoudt. De strategie heeft vooralsnog geen windeieren gelegd. Rondom Mosul sloegen 30.000 Iraakse soldaten zonder veel tegenstand op de vlucht voor nog geen duizend IS strijders. Daarnaast levert het geweld media aandacht en potentiële donors op.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Acht keer is scheepsrecht

COLUMN - Sinds ongeveer een week is Argentinië opnieuw failliet gegaan op de schuld die het in 2001 ook al niet terugbetaalde. Enigszins verrassend, omdat het land de afgelopen dertien jaar juist zijn best deed om de schuld wel terug te betalen: Argentinië herstructureerde inmiddels 93 procent van de lopende schuld, betaalde her IMF terug en deed ook een eerste betaling aan de club van Parijs.

Alleen een paar hedgefondsen die de schuld voor een schijntje overkochten zijn niet akkoord met herstructurering: zij willen volledig worden terugbetaald. Rechter Thomas Griesa uit New York gaf de hedgefondsen (bijnaam: vulture funds) gelijk, maar Argentinië betaalt niet, waarbij het land wijst op een clausule die aangeeft dat alle schuldeisers gelijk moeten worden behandeld. Wanneer Argentinië de hedgefondsen volledig terugbetaalt, moet het ook alle andere schuldeisers volledig terugbetalen.

Argentinië is dus voor de achtste keer in zijn geschiedenis technisch failliet. Tegelijkertijd lijken de effecten van het laatste faillissement een stuk kleiner dan in 2001, en het ligt niet voor de hand dat de hedgefondsen betaald zullen krijgen.

In principe zijn er vier redenen waarom landen hun schuld terug betalen. Allereerst wil niemand je in de toekomst geld lenen als je je schuld niet terugbetaalt. Argentinië is lange tijd uitgesloten geweest van de internationale kapitaalmarkt en die toegang tot de internationale kapitaalmarkt lijkt een belangrijke reden om de schuld van 2001 alsnog af te lossen. Het nieuwe faillissement lijkt evenwel weinig invloed te hebben op het vertrouwen van investeerders: de Argentijnse overheidsschuld daalde nauwelijks in waarde. De markt verwacht dus nog wel een terugbetaling van de geherstructureerde schuld, zelfs nu de hedgefondsen niet betaald krijgen.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Grootte van de financiële sector

COLUMN - Is de financiële sector uit zijn voegen gegroeid? De financiële sector groeit sneller dan de rest van de economie en neemt daardoor een steeds groter deel van het bbp in. De vraag is of een grote financiële sector betekent dat de financiële sector veel waarde toevoegt, of zich alleen maar veel waarde toe-eigent, als een soort parasiet op de reële economie.

In principe maakt de financiële sector niets, maar faciliteert slechts de rest van de economie. Banken trekken korte termijn spaargeld aan en herinvesteren dit in langere termijn projecten waar ze toezicht op houden. Hierdoor maken banken investeringsprojecten mogelijk die er anders niet geweest zouden zijn. In zekere zin geeft het aandeel van de financiële sector in het bbp de kosten van de financiële sector weer, terwijl de opbrengsten blijken uit de groei van andere sectoren.

En een goed ontwikkelde financiële sector lijkt ook echt voor economische groei te zorgen. In veelgeciteerd onderzoek laten Rajan en Zingales zien dat sectoren die van externe financiering afhankelijk zijn, sterker groeien in landen met een grotere financiële sector. Een grotere financiële sector kan dus goed zijn voor de reële economie, zolang de reële economie meegroeit wanneer de financiële sector groeit.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Sportexplosie

COLUMN - Nadat de spelen van Sotsji deze winter de tv domineerden, zij wij de afgelopen maand gehypnotiseerd door het WK voetbal. Dit is geen toeval, want hoewel 2014 een jaar is met uitzonderlijk veel sport, lijkt sport een steeds belangrijker plaats in de maatschappij te krijgen.

Het Sociaal Cultureel Planbureau brengt regelmatig een uitgebreid overzicht van sportgerelateerde cijfers uit, zoals het rapport ‘Sport in the Netherlands‘ uit 2009 en dit 268 pagina’s dikke rapport uit 2010. Daaruit leren we dat 50% van de Nederlanders regelmatig aan sport doet, waarbij zwemmen en voetbal het populairst zijn. Dit is een toename van zo’n tien procentpunt ten opzichte van begin jaren negentig. Hoewel mensen in alle leeftijdscategorieën meer zijn gaan sporten, is de stijging is het grootst voor mensen tussen 45 en 65 jaar.

We geven ook steeds meer uit aan sport: tussen 1992 en 2007 is het aandeel van sportuitgaven in de totale bestedingen met ongeveer 15% gestegen tot een dikke 200 euro per persoon per jaar. Daarmee is sport een belangrijke economische sector geworden. Een rapport van de Europese Commissie uit 2012 berekent dat sportgerelateerde uitgaven 1.76% van het Europese BNP beslaan en voor meer dan 2% van de werkgelegenheid zorgen. Dat is meer dan het aandeel van landbouw en visserij samen. Dat aandeel neemt bovendien toe naarmate een land rijker wordt. Sportuitgaven hebben een inkomenselasticiteit van 1.14: voor elke procent toename in het nationaal inkomen groeien de uitgaven aan sport met 1.14%.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Redders van het universum

COLUMN - Het Congres van de Verenigde Staten hield vorige maand een hoorzitting over high frequency trading. Een en ander lijkt in gang te zijn gezet door het boek Flash Boys. Maar doet high frequency trading meer kwaad dan goed en moet er in Nederland ook een hoorzitting komen?

In Flash Boys (aanrader voor de vakantie) zet Michael Lewis de strategieën van high frequency traders uiteen. Deze strategieën komen steeds voort uit het sneller handelen dan andere investeerders, en gebruiken prijsverschillen om vrijwel risicoloos winst te maken. Denk bijvoorbeeld aan een aandeel GM dat in New York verkocht wordt voor $40, en in Chicago gekocht wordt voor $40.01. Een high frequency trader kan het aandeel in New York inkopen en verkopen in Chicago om een cent winst te maken. In New York stijgt de prijs door de extra vraag terwijl de prijs van het aandeel daalt in Chicago, zodat de prijzen naar elkaar toe bewegen. Nuttig, omdat een investeerder dan op elke markt kan handelen voor dezelfde prijs.

Kwaadaardiger is front running, waarbij high frequency traders aandelen voor de neus van een investeerder opkopen. Deze strategie is mogelijk omdat investeerders een grote order vaak uitsmeren over meerdere aandelenbeurzen om te voorkomen dat de prijs van het aandeel stijgt terwijl de order wordt uitgevoerd. Maar die order komt niet op alle beurzen tegelijkertijd aan en high frequency traders zijn snel genoeg om hier gebruik van de maken: ze zien bijvoorbeeld dat een investeerder in Chicago aandelen GM koopt voor $40, kopen snel GM in New York voor $40 en verkopen die aan de originele investeerder voor $40.01. Op deze manier creëren high frequency traders als het ware transactiekosten op de aandelenmarkt.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | De prijs van de vaste boekenprijs

COLUMN - Nederland kent net als veel andere Europese landen een wettelijke vaste boekenprijs (vbp). Dat betekent dat nieuwe boeken in alle winkels dezelfde prijs hebben, die wordt bepaald door de uitgever. De wet is al sinds haar geboorte omstreden, en werd eerder dit jaar na aandringen van de VVD door OCW geëvalueerd, in een rapport zonder duidelijke aanbevelingen. Twee weken geleden gooide de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een steen in de vijver met een pleidooi in het NRC tegen de vpb.

De voorstanders van de vbp zeggen dat boeken een publieke waarde hebben, en dat de prijzen dus niet zomaar aan de markt kunnen worden overgelaten. Hun belangrijkste argument is dat hoge prijzen voor bestsellers de winkeliers in staat stellen om ook waardevolle nicheproducten in hun assortiment op te nemen. Een soort kruissubsidie tussen boeken dus. Bovendien stelt het boekverkopers met een breed assortiment in staat de concurrentie met supermarkten en internetboekhandels aan te gaan.

De tegenstanders, waaronder de economen van ACM, maar ook de auteurs van deze theoretische analyse, bestrijden het argument van de kruissubsidie. Weliswaar kunnen boekhandels door de vbp meer winst maken op bestsellers, maar dat geeft ze nog geen reden om boeken in te slaan waarop ze verlies denken te maken. Zelfs als de impliciete kruissubsidie zou werken, is het niet duidelijk dat het effect opweegt tegen de hogere prijzen en de daarbij horende reductie in verkochte (en gelezen) boeken. Daarnaast toont het failliet van Selexyz/Polare aan dat een vpb het voortbestaan van fysieke boekhandels niet garandeert.

Foto: daisy.images (cc)

Duopolie | Zijn banken nog niet eng genoeg?

COLUMN - Narrow banking is weer helemaal hip. De meest recente oproep komt van hoogleraar John Cochrane, die het Chicago Plan uit de jaren dertig nieuw leven in blaast. Volgens dit plan mogen er nog maar twee typen banken bestaan, volledig veilige banken die alleen in kortlopende staatsobligaties investeren, en onveilige banken die mogen investeren zoals ze maar willen. Alleen veilige banken mogen deposito’s uitgeven, terwijl onveilige banken zich geheel met aandelen financieren. The Economist is kritisch op het plan omdat het financiële stelsel er niet veiliger van zou worden, waarop Cochrane het weekblad hard aanpakte op zijn blog. Maar wie heeft er nu gelijk, Cochrane of the Economist?

De ratio achter narrow banking is dat het financiële systeem veiliger wordt voor bank runs, omdat de veilige banken op elk moment alle deposito’s kunnen uitkeren. In het huidige systeem is dat niet het geval: Deposito’s kunnen op elk moment opgevraagd worden, terwijl de investeringen van banken een langere looptijd hebben. Als depositohouders meer geld van de bank halen dan de bank in kas heeft, moet de bank het zijn langlopende investeringen liquideren tegen een lage prijs. Dit effect versterkt zichzelf: hoe meer depositohouders hun geld opvragen, hoe groter prikkel voor andere depositohouders om ook hun geld van de bank te halen voordat de bank failliet is. Bij narrow banking kan dit niet gebeuren omdat een veilige bank alleen in kortlopende staatsobligaties investeert, en zo altijd de depositohouders kan uitbetalen.

Het is echter de vraag of de financiële sector ook echt veiliger wordt met narrow banking. Onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat gemeenschappelijke fondsen (die geheel met aandelen zijn gefinancierd) ook gevoelig zijn voor runs: zodra één belegger zijn aandeel in het fonds intrekt, blijkt dat anderen dit ook doen, wat voor een sterke daling van de waarde van het fonds zorgt. Op zich geen probleem: beleggers in het fonds verliezen misschien geld, maar omdat het om aandelenkapitaal gaat kan het gemeenschappelijke fonds niet failliet. Voor banken werkt dit anders, omdat overheden mogelijk bezorgd zijn over de waarde van het spaargeld. Wanneer mensen door een run ineens hun spaargeld verliezen, kan een overheid geneigd zijn om de onveilige bank te redden, wat het hele idee van een onveilige bank teniet doet.

Volgende