COLUMN - Het ‘dauwtrappen’, ook wel ‘dauwtreden’ (in het oosten van ons land) of ‘hemelvaren’ (in het westen) genoemd, is een seculiere gebeurtenis die in zijn bekende vorm (opstaan als de dauw nog op de velden ligt en dan op blote voeten door het bedauwde gras lopen) dateert uit pakweg de achttiende eeuw. De oorsprong ligt echter veel vroeger. Net als andere feesten die afhankelijk zijn van de jaarlijks verschuivende paasdatum, zoals Pinksteren (50 dagen na Pasen) en carnaval (40 dagen voor Pasen), valt Hemelvaart (40 dagen na Pasen) in de lente (mei of juni) en dat roept associaties op met oude lente- en vruchtbaarheidsfeesten, zo ongeveer mijn stokpaardje.
Het begin
Stokpaardje of niet, om een directe lijn te veronderstellen tussen het achttiende-eeuwse dauwtrappen en de Germaanse lente- en vruchtbaarheidsfeesten is logisch, maar er kan niets van aangetoond worden, afgezien van de retorische vraag of in het geheugen van de achttiende-eeuwers nog iets van een dergelijk Germaans feest was blijven hangen. Het is waarschijnlijk een construct uit de Romantiek.
In 1871 schreef onderwijzer en amateur-historicus Jan ter Grouw in zijn vuistdikke De volksvermaken in hoofdstuk 7:
Zonderling gebruik ! ’t herinnert ons aan het heenstromen onzer voorvaderen naar de heilige wouden om vreugde te bedrijven, nu eens op de algemeene godsdienstfeesten, dan weer op de bijzondere feestdagen van den beschermgod van gouw, heem, marke of dorp. Toen die wouden er niet meer waren, en ’t volk wel gekerstend maar niet veranderd was, bleven toch de oude gewoonten voortduren.