RECENSIE - Engels is geen echte wereldtaal, dus leert de Bosniër die beter Nederlands dan Bosnisch spreekt het Japans dat vele malen rijker is, en het Koreaans om de vooroordelen van zijn aanstaande schoonouders te bestrijden.
De jonge acteur en theatermaker Vanja Rukavina (bijna 30) heeft een ontdekking gedaan: dat taal nauw samenhangt met cultuur, wereldbeeld en identiteit. Hij is er zo verguld mee dat hij z’n publiek bij aanvang van de voorstelling een 20 minuten durend hoorcollege taalkunde bezorgt staande achter een katheder op het toneel. Dat je even denkt: dit weet ik wel als oudere jongere, waar is de uitgang?
Tot Vanja ineens vanachter z’n spreekgestoelte stapt voor een onophoudelijke snelle en beeldende stroom aan voorbeelden uit vijf talen vanuit z’n eigen praktijk: met Nederlands als moedertaal vanwege z’n opvoeding in deze cultuur; het Bosnisch dat hij met de nodige fouten spreekt; zijn fascinatie voor het Japans dat hij leert; z’n afkeer van het Engels als onterecht gekwalificeerde wereldtaal; en tenslotte de worsteling om de moedertaal van zijn Koreaanse bruid-in-spe te leren.
Zijn vrouw spreekt vloeiend Engels en in die taal heeft ze hem duidelijk gemaakt dat haar ouders – die Vanja nog nooit ontmoetten – hun aanstaande huwelijk afkeuren omdat hij buitenlander is die hun taal niet spreekt en niet met een ‘normaal’ vak goed verdient. En dus is, ook ongezien, de afkeer al snel wederzijds. Vanja vermant zich en wil een brug slaan door hen in het Koreaans tegemoet te treden. Hij oefent hardop op het toneel.