Rabbijn van de Kamp moet beter leren godwinnen

Er vallen ongetwijfeld goede argumenten te geven voor het behoud van het recht op rituele slacht. Argumenten over een afweging van grondrechten en hoe wezenlijk religie is voor de identiteit van haar aanhangers; argumenten dat rituele slacht slechts een fractie vormt op de totale bio-industrie; technische uiteenzettingen over hoeveel lijden er nu werkelijk met rituele slacht gepaard gaat in verhouding tot slachtmethoden waarbij een dier vooraf verdoofd wordt met een stroomstoot of gedood met een pin door de schedel; dat zijn stuk voor stuk legitieme wegen om te betogen dat een verbod op halal of koosjer slachten wel een sympathiek idee lijkt, maar dat de voordelen niet opwegen tegen de nadelen. Rabbijn Lody van de Kamp komt met een andere invalshoek, namelijk dat het voorstel om rituele slacht te verbieden functioneel antisemitisch is. Jammer genoeg vergaloppeert hij zich daarbij in reductiones ad hitlerum.

Door: Foto: Adam Kuban (cc)
Foto: copyright ok. Gecheckt 09-02-2022

Hulspas weet het | Zinloze doden zijn een voetnoot

COLUMN - Het meest opmerkelijke aan de Spaanse Griep is dat deze dodelijke epidemie, die naar schatting vijftig miljoen slachtoffers maakte, zo volledig vergeten kon raken. Er is ongeveer een metertje serieuze literatuur over geschreven, maar dat haalt natuurlijk niet bij de kilometers die er geschreven zijn over de Eerste Wereldoorlog – vlak daarvoor, en maar zevenentwintig miljoen doden. Het een is een voetnoot geworden bij het ander – qua aantal slachtoffers zou het andersom moeten zijn. De Eerste Wereldoorlog als pijnlijke politieke vergissing in de jaren voordat de échte ramp zich voltrok.

Maar echt gek is deze vergeetachtigheid natuurlijk ook niet. Want de Spaanse Groep kende geen helden, gestorven voor het vaderland. Die vijftig miljoen stierven voor niks. Ze hadden geen idee waarom. En ook de wetenschap weet het eigenlijk niet.

De ziekte was zó dodelijk dat er jarenlang getwijfeld werd of het überhaupt wel een griep kon zijn geweest. Die vraag werd pas gesteld lang nadat de laatste slachtoffers begraven waren, zodat het harde bewijs dat het inderdáád om griep ging eigenlijk pas recent geleverd kon worden.

Maar waaróm deze griep zo gruwelijk tekeer ging, blijft een raadsel. Omdat de bevolking van Europa, na vier jaar oorlog, hongerig en verzwakt was? Lage weerstand, dus? Oké, maar waarom sloegen andere ziekten dan niet net zo hard toe? Een zeer gevaarlijke griepvariant? Dat weten we niet, maar dat kun je wel stellen. Alleen, ‘de’ griep was geen onbekende, en eerder opduikende varianten plegen vaak in ieder geval voor enige weerstand te zorgen. Die weerstand leek in 1918  totaal niet te bestaan. De aantallen doden waren wérkelijk grotesk.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Foto: Lenny Flank (cc)

Goede redenen om ernaast te zitten

Wie ongelijk heeft, wordt vaak vergeten. Wie kent Jan Swammerdam en zijn theorieën nog? In zijn tijd waren zijn ideeën echter helemaal niet zo gek, betoogt filosoof Han Thomas Adriaenssen.

Veel van de vroeger gangbare wetenschappelijke ideeën zijn inmiddels achterhaald en uit de lesboeken verdwenen. Voor filosoof dr. Han Thomas Adriaenssen (RUG) is dat geen reden om zulke vergeten theorieën niet meer te bestuderen. Hadden aanhangers destijds goede redenen voor zulke theorieën? En kunnen we daarmee nog iets van hen leren?

Een mooi voorbeeld van zo’n vergeten theorie komt uit de ontwikkelingsbiologie, het vakgebied dat zich bezighoudt met de vorming van organismen tijdens de embryonale ontwikkeling. In de 17e eeuw geloofden veel biologen dat organismen ontstonden uit miniatuur-versies van zichzelf. De ontwikkeling van een mens begint volgens deze ‘preformatietheorie’ met een minuscuul mensje waar alle structuren van een volwassen mens al in zitten. Tijdens de ontwikkeling groeit dit miniatuur-mensje uit tot een volwaardig organisme. In de meest extreme versie van de preformatietheorie werden alle miniatuur-organismen van alle generaties al bij de schepping gevormd. Het eerste vrouwelijke individu van elke soort bevatte al miniatuur-versies van alle volgende generaties.

Het lijkt nu een bizar idee: dat miniatuur-versies van organismen al in al hun voorouders bevat zitten. De preformatietheorie werd door volgende generaties wetenschappers ook met de grond gelijk gemaakt, en in de 19e eeuw omschreven als “… the greatest error that ever obstructed the progress of our knowledge of development.” Maar hoe kwamen 17e-eeuwse wetenschappers als Jan Swammerdam bij deze theorie? En waren er toen misschien niet hele goede redenen om erin te geloven?

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-02-2022

Hulspas weet het | Hawking deed het voor ons allemaal

COLUMN - Het had allemaal iets aandoenlijks, het afscheid nemen van Stephen Hawking. Aandoenlijk, die intense behoefte aan heldenverering die ineens naar boven kwam. Een groot wetenschapper was heengegaan. We lazen hoe diepzinnig hij was, hoe zwaar hij het had gehad met zijn ziekte, zijn vrouwen, zijn gecomputeriseerde stem – hoe grappig hij wel niet was en vooral: hoe beroemd. Vooral dat laatste.

Gevraagd naar zijn inhoudelijke bijdrage aan de wetenschap, zal Hawking de geschiedenis ingaan als de man die ontdekte dat zwarte gaten straling uitzenden. Ten onrechte. De ontdekking van deze ‘Hawkingstraling’ valt eigenlijk toe aan de russen Zel’dovich en Starobinsky. En toen Hawking hierover publiceerde, stonden er boven het artikel nog drie coauteurs. Zijn bijdrage mag bescheiden heten. Maar de Britse media besloten al snel dat dit a British invention was. Hawking werd naar voren geschoven als de nieuwe Newton. Geniaal. Onbereikbaar. Bovenmenselijk. De man die God in een formule kon vangen. En hij vond het heerlijk. De daaropvolgende 45 jaar heeft hij vooral genoten van dat voetstuk, van de media-aandacht en alles wat daarbij kwam kijken. Hij werd de ster waar de wereld behoefte aan had.

Hoe belangrijk was die ontdekking? Kort gezegd hadden Zel’dovich en Starobinsky het probleem opgelost dat een zwart gat dat alleen maar zaken opzuigt, de wetten van de thermodynamica schendt. Ze hadden een oplossing bedacht. Op de grens van het zwarte gat, waar licht nog nét kan ontsnappen (of nét niet), leidt een kwantummechanisch proces van spontane paarcreatie tot een maf resultaat. Als daar op die grens twee deeltjes (elkaars tegenpolen) ontstaan, wordt het ene opgezogen, en kan het andere ontsnappen. Het luistert heel nauw, het is érg weinig, maar een zwarte gat straalt een beetje. Daarmee kon de thermodynamica van het zwarte gat worden gered, constateerde Hawking.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Foto: KamiPhuc (cc)

Een taalkundige die de macht van het grote getal misbruikt

ACHTERGROND - In het nieuws dook hij de afgelopen weken weer op: een van wat mij betreft de meest bedenkelijke figuren in het toch al zo bedenkelijke politieke spel dat in Amerika wordt gespeeld is iemand die van huis uit taalwetenschapper is. Robert Mercer staat nu in het nieuws als de baas van Cambridge Analytica, het bedrijfje dat 50 miljoen Facebook-profielen opvroeg en analyseerde om zo samen met Steve Bannon de Amerikaanse presidentsverkiezingen te beïnvloeden.

In 2014 won Mercer de ‘lifetime achievement’-prijs van de Association for Computational Linguistics (ACL), de belangrijkste vakorganisatie op dit deelgebied van de taalwetenschap. Zoals het juryrapport toen vermeldde, was hij in de jaren zeventig en tachtig een van de pioniers van het ‘big data’-onderzoek naar computertaalkundige toepassingen: het verzamelen van enorme hoeveelheden taalgegevens en die statistisch analyseren zonder veel ingebouwde vooronderstellingen over hoe taal werkt. Het is de technologie die Google bijvoorbeeld uiteindelijk succesvol zou toepassen voor Google Translate, zoals Antal van den Bosch vorig jaar uitlegde in dit filmpje. Het is, als ik het goed zie, ook anderszins de meest succesvolle technologie waar het erom gaat computers met taal te laten omgaan.

Subtiel gemanipuleerd

In de jaren negentig begon Mercer de techniek van de analyse van grote verzamelingen gegevens te gebruiken om met succes de beurzen te bespelen. Het geld dat hij daarmee verdiende zet hij nu alweer enige tijd in voor het soort politiek dat in Amerika en steeds vaker ook bij ons ‘conservatief’ wordt genoemd. Met als voorlopig dieptepunt dus zijn betrokkenheid bij de Amerikaanse verkiezingen. Waarbij het niet in eerste instantie gaat om welke richting hij die verkiezingen op heeft willen duwen, maar dat hij kennelijk denkt dat je dat op deze manier kunt doen: door het rationele debat over te slaan en bij miljoenen in te spelen op allerlei drijfveren waarvan ze zichzelf nauwelijks bewust zijn.

Foto: Het Woordenboek der Nederlandse Taal (Wikimedia Commons | Gebruiker Vysotsky)

Is het Nederlands de eigen taal van alle Nederlanders?

ACHTERGROND - “De eigen taal is bij uitstek het instrument voor het denken”. Wie zoiets schrijft in een pleidooi tegen het Engels in het hoger onderwijs – de classicus Anton van Hooff deed het deze week in Trouw – kan in bepaalde kringen kennelijk op bijval rekenen. Terwijl het een ui is van dubieuze aannamen.

De eerste rok: dat taal uberhaupt een ‘instrument’ is voor het denken. Het is een zeventiende eeuws idee: je leert een taal heel grondig, en dan kun je vervolgens heel scherp denken. Soms wordt dat ook gebruikt als argument voor de standaardtaal: iemand die zegt “ik ben groter als jij” is een slordige denker, want die ziet de verhoudingen niet scherp.

Ik heb nog nooit bewijs voor die stelling gezien. Er is natuurlijk een correlatie tussen het niveau van iemands opleiding en diens beheersing van de standaardtaal, en een correlatie tussen opleiding en het vermogen om analytisch na te denken, maar dat betekent nog niet dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen standaardtaal en denken, laat staan een causale relatie. Wel is er mogelijk een verband tussen het feit dat de mens taal heeft en dat de mens allerlei vrij ingewikkelde gedachten kan hebben die apen niet hebben – maar dat lijkt dan te gaan over taal in het algemeen, niet over specifieke standaardtalen. En vrijwel iedere mens heeft wel een taal.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-02-2022

Hulspas weet het | Uw levenseinde uitgerekend

COLUMN - Als er één medisch vakgebied is waar men de vergrijzing met grote zorg op zich af ziet komen, dan is het wel de oogheelkunde. Ouderdom komt met gebreken en vereist dus berusting, maar het achteruitgaan van de ogen is heel vervelend én gevaarlijk. Een beetje krom, een beetje traag, een beetje doof – je leert er mee leven, is de boodschap. Langzaam blind worden is een ander verhaal. Een schrikbeeld.

Maar ook dat doen bejaarden. En dan vooral doordat een groot deel van hen diabetes type 2 krijgt, wat gepaard gaat met degeneratie van het netvlies. Behandeling is in veel gevallen goed mogelijk, maar dan moet deze ‘diabetische retinopathie’ zo vroeg mogelijk gedetecteerd worden. Regelmatige controle zou ideaal zijn. Aan de patiëntengroep zal het niet liggen, die komt wel – het probleem is de medische capaciteit. Op dit moment besteden oogklinieken (en het enige nog zelfstandige oogziekenhuis in Nederland, in Rotterdam) een groot deel van hun tijd, mankracht en budget aan detectie en behandeling van deze kwaal. En dat is dus nog maar het begin.

Enter Artificial Intelligence. Verschillende instituten in de wereld werken momenteel aan intelligente systemen die de potentiële patiënt onderzoekt, en een betrouwbare diagnose stelt. Het toekomstbeeld is dat iedereen straks bij de opticien (of bij de Lidl) voor een apparaat kan gaan zitten om zijn netvliezen te laten fotograferen, waarna de beelden ergens anders door een computer worden beoordeeld. Zonder dat er een dokter aan te pas komt.

Foto: Marco Schwarz (cc)

Promotie tot probleem

COLUMN - Steeds meer mensen in Nederland schrijven een academisch proefschrift. Er worden in ons land circa 5.000 proefschriften per jaar verdedigd. Dat is ongeveer tweemaal zoveel als in het jaar 2000. Veel van deze promovendi kampen met zware problemen. Een inkijkje in hun situatie.

“Depressie en burn-out zijn schering en inslag.” Afgelopen maand haalden 80 Vlaamse onderzoekers in een open brief in tijdschrift Knack wetenschappelijk onderzoek aan, dat stelt dat 1 op 3 promovendi “mentale welzijnsproblemen riskeert.” Wie promoveert “heeft bijna 2,5 keer meer kans op mentale welzijnsproblemen dan hoogopgeleide mensen die een niet-academische functie uitoefenen.”

Dit strookt met eerdere bevindingen uit verscheidene landen. De geestelijke gezondheid van ongeveer een derde van degenen die werken aan een proefschrift is in gevaar, zo blijkt keer op keer. Dat gaat vaak mis. Vorige maand zei circa 5% van de promovendi aan de Universiteit van Amsterdam met depressie te kampen. Daarnaast had een flink aantal last van angstaanvallen of van een burn out.

Dit kan deels komen doordat promovendi tevoren al gevoeliger waren voor psychische problemen. Maar veel onderzoek wijst op negatieve effecten van werkdruk, hetgeen suggereert dat de causaliteit grotendeels andersom loopt. Overigens komt er in landen waar promovendi een nog lager salaris krijgen (of helemaal geen, of zelfs moeten betalen) wellicht ook nog schuldenproblematiek bij.

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-02-2022

Hulspas weet het | Het hart, een moordkuil

ACHTERGROND - Nu is het routine. Nu gebeurt het alleen al in Nederland enkele tientallen keren per jaar. En de overlevingskansen zijn prima. Maar een halve eeuw geleden waren de kansen nihil. Het was nog nooit gedaan. De kans dat de ontvanger de operatie zou overleven werd klein geacht; de kans dat het gedoneerde hart het daarna langer dan een paar minuten uithield, was even groot.

Maar chirurgen wisten dat het technisch mogelijk moest zijn. En hun handen jeukten. Over de hele wereld stonden tientallen artsenteams te springen om de eerste te zijn. Om als eerste een hart te transplanteren. Potentiële ontvangers waren er genoeg. Ze hadden hele lijsten met namen. Maar wie o wie zou het eerste gezonde, kloppende hart in handen weten te krijgen?

Dat geluk viel toe aan Christiaan Barnard, de hyperambitieuze chirurg van het Grote Schuur Ziekenhuis in Kaapstad. Hij was vast van plan Zuid-Afrika op de medische kaart zetten. Ook hij had een lijstje van namen van hartpatiënten die gegarandeerd snel dood zouden gaan. Hetzij mét hun huidige, falende hart, maar natuurlijk ook met een eventueel gedoneerd hart. Want de operatie móést wel misgaan, dat wist iedereen.

Bovenaan zijn lijstje stond groenteboer Louis Washkansky. En op 2 december 1967 (nu vijftig jaar en drie maanden geleden) kreeg Barnard de kans van zijn leven. De 25-jarige Denise Darvall raakte zwaar gewond bij een auto-ongeluk. Haar hersenen waren onherstelbaar beschadigd, maar haar jonge hart was intact. Bij aankomst in het ziekenhuis klopte het nog.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Vorige Volgende