Hulspas weet het | ‘De dokter zal uw been weer even aan zetten’
COLUMN - Genetische manipulatie is eng. Knoeien met het DNA van dieren wordt over het algemeen afgekeurd – actiegroepen hebben het dan over ‘de integriteit van de soort’ en dergelijke; de gewone burger vreest dat soort onderzoek vanwege een irrationele vrees dat je van ‘vreemd’ DNA vast iets engs kunt oplopen.
Maar zodra onderzoekers zeggen dat het sleutelen met DNA geschiedt in de strijd tegen ziekten, om ‘straks misschien mensenlevens te kunnen redden’ (en welke onderzoeker zegt dat nou níét), dan wordt het grote publiek een stuk coulanter. Dan is de meerderheid best bereid om die onderzoeker zijn gang te laten gaan. Zo vindt 57 procent van de Amerikanen het prima om varkens te manipuleren zodat ze donororganen kunnen leveren, en een vergelijkbare meerderheid vindt het aanvaardbaar dat het DNA van een ongeboren vrucht gemanipuleerd wordt als het kindje daarmee gezond(er) blijft. Wat dat betreft hoeven Aaron Sun, van de universiteit van Pittsburgh, en zijn co-auteurs zich geen zorgen te maken, mocht hun onderzoek ooit het menselijk DNA gaan beroeren.
Sun et al. wierpen zich op oude vraag waarom het ene dier een verloren gegane ledemaat weer terug kan laten groeien, en een ander niet. Nauwkeuriger gesteld: waarom kunnen salamanders dat wél en hagedissen dat veel minder (die krijgen een lammig ding dat op de verdwenen ledemaat lijkt maar geen zenuwen heeft) en kunnen ‘hogere’ gewervelden zoals zoogdieren dat helemaal níét.