De onwil om te luisteren (én te handelen)
COLUMN - Caelesta Braun maakt zich zorgen over de geringe ontvankelijkheid van de huidige coalitiepartijen voor kritiek, adviezen en oproepen uit de samenleving.
Ik moest laatst denken aan het gedicht ‘lekker stout’, een van die treffende gedichten van Annie M.G. Schmidt. Het gedicht begint met: “ik wil niet meer, ik wil niet meer…”. Vervolgens word je meegenomen in een tirade van onwil, om daarna over alle stoute dingen te lezen die de ik-persoon wel wil, bijvoorbeeld: “ik wil heel hard stampen in een plas en dan m’n tong uitsteken.” Om dan uiteindelijk bij de afsluitende zin aan te komen: “en als ze kwaad zijn, zeg ik: Bil!”
Wie het gedicht als ouder leest, herkent de opstandige (peuter)puber. Je ziet ze voor je. Vaak ook nog stampvoetend en met de handen tegen de oren: “Ik luister niet, lekker puh, je kan me toch niks maken.” Dat is ook de boodschap van het gedicht: gewoon lekker overal tegenaan schoppen en je nergens iets van aantrekken. De wijze ouder bakent stevig af en wacht geduldig, wetende dat dit gedrag tijdelijk is en hoort bij de ontwikkeling van peuters naar kinderen en van pubers naar volwassenheid.
Bij mij roept dit gedicht niet alleen associaties op met (peuter)pubergedrag, maar het doet mij juist ook denken aan de huidige coalitiepartijen. De onwil om te luisteren naar de wereld om hen heen en er betekenisvol naar te handelen nemen zorgelijke vormen aan. Medeoverheden, uitvoeringsorganisaties, adviesraden, wetenschappers, journalisten, rechters, maatschappelijke organisaties; ze kunnen allemaal roepen tot ze een ons wegen. Geen gehoor. “Ik luister lekker toch niet.”