Verkiezingen: elke paar jaar opnieuw die kater
Er is een moment, ergens tussen de eerste exitpoll en de analyse aan tafel bij de NOS, waarop je het weet: het is weer gebeurd. Je hebt nog even de adem ingehouden, nog even gehoopt dat de exitpoll ongelijk zou krijgen, maar nee: Nederland heeft weer met een glimlach tegen zijn eigen toekomst gestemd.
De terugkerende teleurstelling die verkiezingen heet
Voor links-progressieve kiezers is politiek al decennia een ritueel van hoop en vernedering. Iedere verkiezing begint met idealen, klimaatrechtvaardigheid, fatsoen, inclusie, solidariteit, en eindigt met de constatering dat de meerderheid iets anders bedoelt met ‘verantwoordelijkheid’.
We weten inmiddels hoe het gaat: de campagnes draaien om bestaanszekerheid, onderwijs, woningnood, klimaat. En vervolgens stemt de helft van het land op partijen die diezelfde thema’s als eerste opofferen zodra de formatietafel in zicht komt. Zetels worden weer wat verschoven: de PVV krimpt en draagt haar haat over aan JA21 en godbetert het FvD, de VVD blijft, GL verliest onverwacht, het CDA herrijst als een zombie, D66 redt het land van de ondergang en belandt straks weer in een compromis dat alles afvlakt, of erger maakt als het een beetje tegen zit. Maar de tendens is duidelijk: keer op keer verliest links-progressief Nederland terrein. En ergens in die herhaling begint iets in je te breken.