COLUMN - Toen ik vanochtend mijn voordeur uitstapte stond daar een kip. Een kip, voor mijn deur. Het dier stond voor een mensendeur, en had dus best kunnen verwachten dat het vroeg of laat ook een mens zou zijn die de deur zou openen. Mijn deur sloot naar mijn weten echter niet aan op een kippenhok, dus dat een kip mij daar zou verwelkomen was een flinke verrassing. We keken elkaar verdwaasd aan.
Omgedraaid om mijn voordeur op slot te doen realiseerde ik me dat ik eigenlijk nooit had bedacht hoe me te gedragen in een rechtstreekse confrontatie met een kip. Zou het uitmaken hoe ik me gedroeg? En wat doet die kip eigenlijk hier? Moet ik hem niet naar huis brengen? Tijdens die overdenkingen volgde het diertje mij zacht mompelend naar mijn fiets. Waar we, na een korte twijfeling, allebei leken te weten dat onze vreemde ontmoeting tot een vroeg einde was gekomen.
Het was pas later vandaag dat ik doorkreeg wat de ontmoeting met de kip met mij gedaan had. Het had mij kort doen ontwaken uit mijn dagelijkse vanzelfsprekende gang van zaken, als een plens water in een ingedut gezicht. Het had mij ontwricht en dat bood een frisse kijk op de wereld. Want hoe vanzelfsprekend kan die wereld nog zijn als er ’s ochtends een kip voor je deur staat?