De eerlijke slager
Een paar duizend animal cops hebben we (aan opzoeken hoe dat in het Nederlands heet is onze regering nog niet toegekomen), maar die zorgen vooral voor dieren die je kunt zien. De dieren die op ons bord terecht komen, blijven uit het zicht. Daar valt dus niet meer te scoren en je hoeft er niet lief voor te zijn.
Maandag deed Ger Koopmans van regeringspartij CDA in een interview in de Volkskrant daar nog een schepje bovenop. Hij vindt het een “geweldige misvatting” dat consumenten meer willen betalen voor vlees, hij bagatelliseert de toenemende vraag naar biologisch verantwoord vlees (“iets meer, niet in enorme mate”) en orakelt en passant dat dierenwelzijn en minder milieu-uitstoot “nooit samengaan”.
Tja, minder vlees eten mag op dit moment nog een modieuze optie zijn, ik twijfel er geen moment aan dat het binnen een generatie bittere noodzaak gaat worden. Er gaan eenvoudig te veel calorieën verloren met vleesproductie om op de huidige schaal houdbaar te blijven. Daar kan Koopmans (“die term bio-industrie gebruik ik niet”) de ogen voor sluiten, maar dat maakt hem vooral tot een struisvogel.
Hij heeft gelijk dat het een nog (te) groot deel van de consumenten totaal niets kan schelen waar hun vlees vandaan komt en hoe het dier waarvan het afkomstig is (vooral niet aan denken!) geleefd heeft, maar dat verandert nog wel. Binnen één of twee decennia kun je erop rekenen dat vlees een grote luxe is en per calorie een veelvoud zal kosten van een gemiddeld plantaardig voedingsmiddel. En we eten tenslotte ook niet allemaal elke dag truffel.