COLUMN - Er was eens, heel lang geleden, een wolf. Nou ja, heel lang… een paar weken slechts, maar in wolvenjaren is dat een eeuwigheid. Het was in Duitsland en de wolf, John geheten, wilde graag beroemd worden. Omdat hij een aardig balletje kon trappen, maar duidelijk tekort kwam voor de plaatselijke Vfl, besloot hij zijn geluk te beproeven in Nederland.
Hij had opgevangen dat daar een havenstad lag waar ze 165 miljoen euro wilden uittrekken voor een nieuw stadion. Er zou, zo redeneerde de wolf, weinig geld overblijven voor goede spelers, en dus maakte hij vast wel een kans.
Via Google Images vond de wolf een plaatje van de hoofdtrainer. ‘Da’s ook sterk,’ mompelde hij in het Duits. ‘Mijn overgrootvader heeft zijn zusje nog gekend. Die was ook rood van boven en ze had precies zulke gezellige appelwangetjes.’ Verheugd belde de wolf de trainer en zowaar, hij mocht een keertje mee komen trainen. Zijn vader Biermann begon uit protest te zingen, waarop moeder Betje haar ongenoegen bespiegelde. Biermann drukte zijn snor en John ging op weg.
Zijn eerste stop was Braunschweig. In de Lonely Planet had hij gelezen dat dit stadje ‘a slightly meandering but pleasant historic old town with a lot of juicy rabbits’ had. Daar was geen woord van gelogen. Hij ving er twee en at ze met smaak en een beetje peterselie.