Hoe we van de universiteit weer een intellectuele werkplaats kunnen maken
OPINIE - Na zoveel jaar moet er op 14 december eindelijk weer eens een grote demonstratie komen tegen het regeringsbeleid voor het hoger onderwijs. Studenten, docenten en bestuurders lijken een hechte coalitie te vormen. Hun maat is vol, want zowel docenten als studenten zouden onder toenemende werkdruk lijden. Het moet allemaal radicaal anders volgens gastredacteur Hein Vrolijk.
In september waren er al wat ludieke acties om het academische protest in de media te krijgen. De eensgezindheid werd toen verstoord door Willem Schinkel, hoogleraar sociologische theorie in Rotterdam. “Waarom ik niet actievoer voor de universiteit” schreef hij in een brief, die op de website van De Groene Amsterdammer verscheen. Zijn belangrijkste boodschap: meer geld vragen aan Den Haag betekent meer van hetzelfde terwijl we juist een andere universiteit moeten nastreven.
Prompt kreeg hij uiterst kritische reacties. Hoogleraren Ido de Haan en Ingrid Robeyns vonden dat Schinkel de actievoerders “een dolk in de rug steekt door ze als een ‘onfris’ en reactionair gezelschap weg te zetten”. Hun standpunt: voordat we praten over hoe het beter kan, moet er eerst geld bij. De universiteit is immers “een publieke instelling, waarin taken worden verricht die op grond van democratische besluitvorming van essentieel belang worden geacht. Als goede wetenschap een publiek belang is, moet daar ook toereikende publieke financiering voor zijn.” Drie keer hameren op ‘publiek’ maakt echter niet duidelijker wat zij daaronder verstaan. Wat wij doen is belangrijk en daarom moet Den Haag meer geld voor ons vrijmaken, daar komt het eigenlijk op neer.