Waarin de auteur zijn vreugde uitspreek over de uitkomsten van een onderzoek waaruit blijkt dat de Nederlander – en dan met name de Nederlandse huisvrouw – meer luiert.
Nederland is luier geworden, lees ik, forenzende kosmopoliet, in De Spits. “Met name huisvrouwen hebben de afgelopen twee jaar meer tijd in hun slaapkamer doorgebracht,” staat in de inleiding van het stukje. Besteedt per dag 113 minuten meer in bed dan in 2010. Dat is bijna twee uur meer. De Nederlandse huisvrouw is depressief, denk ik in eerste instantie. De recessie hakt erin. Het is crisis. Hun mannen moeten harder werken. Zij doen juist minder. Alle levensvreugde wordt eruit gezogen. De Nederlandse huisvrouw rest niets dan vroeg naar bed gaan en veel slapen.
Maar dat is niet het geval. “Nederlanders slapen niet alleen langer, vooral ook andere activiteiten in bed zijn toegenomen.” En met die andere activiteiten wordt niet de oudste beweging der wereld bedoeld en alles wat daar bij komt kijken, maar televisiekijken, smartphonegebruik en lezen.
Het is zo dat er minder mensen met een betaalde baan zijn en dat de mensen die wel een betaalde baan hebben meer werken en bovendien langer reizen (de auteur van dit stukje is daar een vrij extreem voorbeeld van, na jarenlang vier dagen per week op z´n janboerenfluitjes te hebben gewerkt met reistijden van een kwartier op de fiets, moet hij het nu doen met vijf dagen per week werken en drie uur reizen per trein per dag, wat overigens zeer redelijk te doen is tot nu toe, met de vertragingen valt het wel mee en het aardige is, tegenwoordig krijg je te horen waarom een trein vertraging heeft, wat tot zinnetjes kan leiden als: “Vanwege het ontbreken van de machinist in Enkhuizen hebben wij helaas 20 minuten vertraging opgelopen,” dus u begrijpt: ik vermaak me wel), maar de mensen die minder werken liggen niet depressief in bed hun tijd te verdoen. Integendeel, ze nemen het er van: “In tegenstelling tot werken en autorijden, lijkt het ‘ontspannen, niets doen, luieren en nadenken’ populairder te zijn geworden. Michel van Voort, directeur van onderzoeksbureau SPOT, vermoed dat de recessie ‘een belangrijke factor van invloed kan zijn’.”