Een met petitie ondersteunde smeekbede van de Nierstichting ten spijt, een zwaarwichtig Masterplan van de commissie-Terlouw negerend, heeft de Tweede Kamer zich in meerderheid uitgesproken tegen een ingrijpende wijziging van de wetgeving inzake orgaandonatie. Het systeem van donorregistratie blijft zoals het is: geheel facultatief. De wachtlijsten van duizenden patiënten, bij gebrek aan voldoende donororganen, blijven bestaan; iedere week sterven drie mensen als gevolg van deze situatie.

Dat een overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking vindt dat er moet worden ingegrepen in het systeem, is – opnieuw – geen reden voor de volksvertegenwoordiging om op een effectiever wetgeving in te zetten. Opnieuw is het geen-bezwaar-systeem (iedereen is potentieel donor, tenzij bezwaar is gemaakt) gesneuveld. En een verplichte donorregistratie (zoals door de PvdA bepleit) blijkt op onoverkomelijke juridische bezwaren te stuiten.
Het Belgische model van altijd-donor-tenzij (onze zuiderburen kennen dientengevolge geen tekort aan donororganen) wordt nu al vele jaren terzijde geschoven op grond van ethische bezwaren. Het VVD-Kamerlid Anouchka van Miltenburg verwoordde dit gisteren in het Kamerdebat als volgt: “Het recht op zelfbeschikking eindigt niet bij de dood”. Oh nee? Wanneer dan wel?
Als we het recht op zelfbeschikking definiëren als het recht van de persoon in kwestie om na overlijden over zijn of haar “toekomst” te beschikken, dan is zo’n recht in de huidige situatie ook niet aanwezig. Paar voorbeelden: ik ben geregistreerd als donor en ze mogen wat mij betreft alle organen voor donatie of wetenschap gebruiken. Als mijn directe familie evenwel bezwaar maakt, dan gaat het simpelweg niet door. Als ik per se begraven wens te worden: mijn nabestaanden kunnen mij alsnog cremeren, zonder dat iemand daar wat aan kan doen. Er bestaat dus niet zoiets als een post-mortaal recht op zelfbeschikking.