REPORTAGE - De jeugdzorg in Nederland gaat flink op de schop. Gemeenten worden verantwoordelijk, er is minder budget en er wordt meer vertrouwd op eigen kracht en eigen netwerk. Sargassoredacteuren Jeroen Laemers en Eva Schram gingen op bezoek bij jeugdzorginstelling TriviumLindenhof en spraken met medewerkers en (ex-)cliënten. Vandaag deel 1 van de tweedelige reportage.
‘Toen ik vier of vijf was, werd ik uit huis geplaatst. Dat weet ik nog heel goed. Ik was overdag thuis met mijn vader. Er kwamen allemaal mannen aan de deur, mijn vader probeerde ze tegen te houden. Ze kwamen in huis zoeken, dus ik verstopte me onder tafel. Wat ik nog steeds niet snap: ze hadden me gewoon kunnen zien zitten, maar haalden me niet onder die tafel vandaan. Ik ben er zelf onderuit gekropen.’
Het bovenstaande is de allereerste duidelijke herinnering van Judith (18). Bij deze ene gedwongen uithuisplaatsing zou het niet blijven. Via verschillende pleeggezinnen, tehuizen en een gesloten instelling kwam ze uiteindelijk in een ‘gewone’ open leefgroep terecht. Al die tijd stond Judith onder toezicht van Bureau Jeugdzorg dat haar opvoeding toevertrouwde aan verschillende gespecialiseerde jeugdzorginstellingen.
Jeugdhulpverlening te verkokerd
Op dit moment is in Nederland de jeugdhulpverlening verdeeld in verschillende sectoren. Gemeentelijke Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) zijn verantwoordelijk voor consultatiebureaus en schoolartsen, preventie, voorlichting en lichte hulpverlening. Meer gespecialiseerde hulp wordt, in opdracht van provincies en Rijk, geboden door de jeugd-ggz, de jeugd-lvb (die zich richt op kinderen met een lichte verstandelijke beperking) en de jeugdreclassering. Tenslotte is er nog de reguliere jeugdzorg die intensieve, pedagogische ondersteuning biedt aan gezinnen met zware opvoedproblemen en zorg draagt voor kinderen die uit huis worden geplaatst. Ook deze hulpvorm valt nu nog onder de verantwoordelijkheid van de provincies.