Trevor Philips, voorzitter van de Britse Commission of Racial Equality, betoogde in een lezing bij een nieuw instituut voor islamstudies het volgende: ‘We denken aan Nederland als seculier en liberaal; we zouden er niet verder naast kunnen zitten. Deze maatschappij is zowel religieus verdeeld als volstrekt repressief, waar de meeste mensen worden samengebracht in scholen, wijken en verenigingen die gedefinieerd worden door hun religieuze erfenis. Nederlandse politici hebben geprobeerd dit beleid van segregatie toe te passen op moslims en het is in hun gezicht ontploft’ (te lezen in NRC op 17 november).
In Van Dale is de volgende definitie over verzuiling te vinden: het verschijnsel dat een maatschappij uiteenvalt in scherp gescheiden kerkelijk-politieke belangengroepen, welke scheiding zich in alle facetten van het maatschappelijk leven (sociaal, politiek, godsdienstig, wetenschappelijk) doet gelden
Wanneer de uitspraak van Philips en de definitie naast elkaar worden gelegd komt het er in feite op neer dat de verzuiling in Nederland nooit weg is geweest. Maar waren wij niet in de overtuiging dat deze juist uit Nederland was verdwenen?
Dit zou dan gebeurd moeten zijn in de jaren zeventig, het decennium dat Nederland bevangen werd door een geest van verlichting waarin het libertaire gedachtegoed hoog in het vaandel stond. Althans, bij een deel van het volk. In de prachtige Vpro documentaire Wonderland ging de maker op zoek naar de verloren idealen uit de jaren ’70 door zijn inspirators in die tijd op te zoeken. De conclusie van het drieluik bleek echter eensluidend; er was slechts een draagvlak bij een kleine minderheid die het anders wilde.